ECLI:NL:RBZWB:2024:8230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
AWB 23_9643
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een (ex-)werknemer. Het UWV had vastgesteld dat de (ex-)werknemer per 26 juli 2022 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiseres, de werkgever, was het hier niet mee eens en had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de uitkering, omdat zij meende dat de (ex-)werknemer wel degelijk duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de (ex-)werknemer per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de medische rapportages en de behandelmogelijkheden die op dat moment bestonden. De rechtbank oordeelt dat er voldoende reden was om aan te nemen dat er een redelijke kans op herstel was, en dat de verzekeringsarts b&b dit voldoende had gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9643 WIA

uitspraak van 3 december 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V. te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. drs. E.C. Spiering,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[(ex-)werknemer]te [plaats] , (ex-)werknemer,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1.1.
Met een besluit van 10 oktober 2022 (primair besluit) heeft het UWV per 26 juli 2022 aan (ex-)werknemer een loongerelateerde (WGA) uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning, omdat (ex-)werknemer weliswaar volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is geacht door het UWV en er daarom geen IVA-uitkering is toegekend. Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV bij het primaire besluit is gebleven. Vervolgens heeft eiseres bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. (Ex-)werknemer heeft laten weten als derde partij ook deel te willen nemen aan het beroep. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Partijen hebben vervolgens nog aanvullende stukken ingediend.
1.2. (
Ex-)werknemer heeft geen toestemming verleend voor kennisneming door eiseres van stukken die medische gegevens van hem bevatten. Met de beslissing van 6 mei 2024 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat eiseres geen kennis mag nemen van de daarin genoemde stukken. Daarom zal in deze uitspraak geen melding worden gemaakt van specifieke op de (ex-)werknemer betrekking hebbende medische gegevens.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2024 zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: [naam 1] (HR-manager), [naam 2] (financieel manager) en de gemachtigde van eiseres. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma. (Ex-)werknemer heeft zich laten vertegenwoordigen door
[naam 3] (dochter) en zijn gemachtigde.
1.4.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van een uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat (ex-)werknemer per 26 juli 2022 volledig arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat (ex-)werknemer per 26 juli 2022 niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt was. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3. (
Ex-)werknemer was als productiemedewerker werkzaam bij eiseres voor 40 uur per week. Voor dat werk heeft hij zich op 28 juli 2020 ziek gemeld door belemmerende gezondheidsklachten. Re-integratie is niet succesvol gebleken. Op
20 april 2022 heeft (ex-)werknemer een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Na een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige beoordeling heeft het UWV bij het primaire besluit aan (ex-)werknemer vanaf 26 juli 2022 (tot en met 25 juli 2024) een loongerelateerde (WGA) uitkering toegekend. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Na een verzekeringsgeneeskundige herbeoordeling heeft het UWV bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dat besluit ligt in deze beroepsprocedure ter beoordeling voor.
3.4.
Voorafgaand aan de zitting ontving de rechtbank van eiseres een afschrift van een brief van het UWV van 8 oktober 2024 met daarbij een sociaal medische beoordeling van 25 september 2024. Uit die stukken blijkt dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van 7 mei 2024 omtrent de omzetting per 26 juli 2024 van de loongerelateerde uitkering van (ex-)werknemer naar een loonaanvullingsuitkering. De arts heeft geoordeeld dat (ex-)werknemer vanaf 26 juli 2024 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft daarop laten weten voornemens te zijn om de beslissing van 7 mei 2024 te wijzigen en aan (ex-)werknemer per 26 juli 2024 een IVA-uitkering toe te kennen.
Is de duurzaamheid van de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsgeneeskundige beoordeling door het UWV
4.1.1
[de verzekeringsarts] heeft (ex-)werknemer gezien op het spreekuur van 3 oktober 2022, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft op 4 oktober 2022 gerapporteerd. De beperkingen en de belastbaarheid van (ex-)werknemer zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 oktober 2022.
4.1.2
Verzekeringsarts b&b Koek heeft het dossier en het verslag van de hoorzitting van 27 juni 2023 bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft op 2 augustus 2023 gerapporteerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de primaire verzekeringsarts.
4.2.
Standpunten van partijen
4.2.1
Eiseres heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat de rapportage van de verzekeringsarts b&b onvoldoende is gemotiveerd. Ten aanzien van de diagnoses ontbreekt een concrete onderbouwing van het na behandeling te verwachten resultaat en het effect ervan op de belastbaarheid. Verder heeft eiseres verwezen naar jurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2017:4007) en aangevoerd dat toereikende wetenschappelijke kennis over een van de diagnoses ontbreekt volgens de website van het UWV. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de laatste diagnose nog niet (kenbaar) betrokken is geweest bij de primaire besluitvorming, terwijl (ex-)werknemer op basis van de andere aandoeningen al volledig arbeidsongeschikt werd geacht, zodat het de vraag is wat het eventueel opklaren van de betreffende klachten voor effect kan hebben voor de belastbaarheid. Eiseres verzoekt om gegrondverklaring van het beroep en toekenning van een IVA-uitkering vanaf de datum in geding.
4.2.2
Het UWV heeft in het verweerschrift aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b al heeft aangegeven dat ten tijde van het onderzoek door de primaire verzekeringsarts nog onderzoeken gaande waren naar de gezondheid van (ex-)werknemer. De diagnostiek was nog niet afgerond. Tijdens de bezwaarprocedure is gebleken dat de meest recente diagnose inmiddels was gesteld, zie de specialistenbrief van 27 september 2023. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat per datum in geding nog niet van duurzaamheid kan worden gesproken, omdat er onderzoeken gaande waren en er nog geen behandeling plaatsvond. Hij heeft concrete behandelingen genoemd die kunnen leiden tot verbetering van klachten van (ex-)werknemer. Omdat (ex-)werknemer nog nooit voor die klachten is behandeld, was er op de datum in geding geen aanleiding te veronderstellen dat dergelijke behandelingen niet tot verbetering van de belastbaarheid konden leiden. Ten aanzien van een van de diagnoses is er inderdaad nog onvoldoende wetenschappelijke kennis. Bekend is dat de aard en de ernst van klachten verschilt per persoon. Bij sommige mensen worden de klachten minder in de loop van de tijd. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat eventuele duurzame beperkingen als gevolg van die diagnose pas kunnen worden vastgesteld nadat een optimale behandeling heeft plaatsgevonden voor de laatst gestelde diagnose. Daarvoor is wel degelijk medicamenteuze behandeling mogelijk. Naast medicijnen kunnen ook fysiotherapie en oefentherapie helpen om conditie te behouden of verbeteren. Hierdoor kan zeker gesteld worden dat er op de datum in geding sprake was van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zou optreden.
4.2.3 (
Ex-)werknemer heeft in beroep aangevoerd dat hij het eens is met de stelling van eiseres dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, nu hij binnen één jaar en ook binnen vijf jaar geen reële kans op herstel verwacht. Hij heeft nog steeds veel klachten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ter zitting is met partijen besproken dat in beroep de vraag resteert of het UWV al dan niet terecht heeft geoordeeld dat (ex-)werknemer per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Partijen zijn het er namelijk al over eens dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar zowel eiseres als (ex-)werknemer stellen zich op het standpunt dat per datum in geding al recht bestond op een IVA-uitkering, terwijl het UWV zich tegen dit standpunt verzet.
4.3.2
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV een beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten, dan wel niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap één de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Is dat niet het geval, dan dient bij stap twee de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de eventuele vervolgvraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. [1]
4.3.3
In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Niet relevant is of deze – achteraf bezien – daadwerkelijk tot verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde heeft geleid.
4.3.4
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b het stappenplan uit het beoordelingskader heeft betrokken in zijn beoordeling en terecht heeft opgemerkt dat er voor (ex-)werknemer op de datum in geding voor diens diagnoses verschillende behandelmogelijkheden bestonden die nog niet eerder waren ingezet. De in de specialistenbrief van 27 september 2023 – die onderdeel uitmaakt van het dossier – opgenomen diagnose kwam weliswaar later in beeld, maar partijen zijn het erover eens dat deze diagnose ook al gold op de datum in geding. Doordat er toen (nog) geen behandelingen waren ingezet, ook niet voor de hiervoor bedoelde diagnose, kon de verzekeringsarts b&b per die datum uitgaan van een redelijke of goede verwachting van verbetering van de belastbaarheid (stap 2.a). De verzekeringsarts b&b heeft dit voldoende gemotiveerd door uiteen te zetten wat de behandelmogelijkheden inhouden, op welke diagnose en dus welke klachten deze zien en ook binnen welke termijn er resultaten te bereiken zijn voor (ex-)werknemer. Eiseres heeft onvoldoende weerlegd (met medische informatie) dat de verzekeringsarts b&b een onjuiste medische beoordeling heeft opgesteld ten aanzien van het ontbreken van duurzaamheid van (ex-)werknemers arbeidsbeperkingen per datum in geding. Om die reden heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank terecht aangenomen dat (ex-)werknemer per datum in geding (nog) niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt was. Dat het UWV inmiddels heeft vastgesteld dat dit per 26 juli 2024 wel het geval is – omdat de aandoening ondanks therapietrouw een verslechterende trend heeft – maakt dit niet anders, omdat dit, zoals volgt uit rechtsoverweging 4.3.3, niet relevant is voor de inschatting op de datum in geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat (ex-)werknemer per 26 juli 2022 weliswaar volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J Ponds, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 3 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:737.