ECLI:NL:RBZWB:2024:8247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/02/415348 / HA ZA 23-568 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in vrijwaring van B.V. tegen Basis Groothandel B.V. inzake verbruiksbelasting op frisdrankleveringen

In deze vrijwaringszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en Basis Groothandel B.V. De zaak betreft een vordering in vrijwaring van [eiseres] tegen Basis Groothandel, die frisdrank heeft geleverd aan [eiseres] op basis van de afspraak dat de verbruiksbelasting in de koopprijs is inbegrepen. In de hoofdzaak had de rechtbank op 5 juni 2024 geoordeeld dat [eiseres] tekort was geschoten in haar verplichting om de verbruiksbelasting te betalen aan Soda Shop, wat resulteerde in een naheffingsaanslag van € 56.893,00. [eiseres] vorderde nu dat Basis Groothandel haar zou vrijwaren van deze schade, omdat de verbruiksbelasting niet was afgedragen door Basis Groothandel. De rechtbank oordeelde dat Basis Groothandel inderdaad tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat zij de schade aan [eiseres] moest vergoeden. De rechtbank heeft de vordering in vrijwaring toegewezen en Basis Groothandel veroordeeld tot betaling van de schade en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/415348 / HA ZA 23-568
Vonnis in vrijwaring van 20 november 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M. Pluister,
tegen
BASIS GROOTHANDEL B.V.,
te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Basis Groothandel,
advocaat: mr. A. Kara.

1.De zaak in het kort

1.1.
Dit is een vrijwaringszaak. In de hoofdzaak tussen [eiseres] en Soda Shop heeft de rechtbank op 5 juni 2024 een vonnis gewezen. Daarin is door de rechtbank onder meer overwogen dat partijen hadden afgesproken dat in de door Soda Shop betaalde koopprijs aan [eiseres] voor diverse partijen frisdrank de afdracht van verbruiksbelasting is inbegrepen. De Douane heeft vastgesteld dat de verbruiksbelasting over de partijen frisdrank niet is betaald. De naheffingsaanslag is vervolgens aan Soda Shop opgelegd en door haar betaald, waarmee zij feitelijk twee keer verbruiksbelasting over de goederen heeft voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] tekort is geschoten in haar verplichting tegenover Soda Shop om de verbruiksbelasting te betalen en dat zij aansprakelijk is voor de schade ter hoogte van de naheffingsaanslag van € 56.893,00.
1.2.
In de vrijwaringszaak stelt [eiseres] dat Basis Groothandel haar moet vrijwaren van deze schade, omdat Basis Groothandel diezelfde partijen frisdranken aan haar heeft geleverd op basis van dezelfde afspraak dat de afdracht van de verbruiksbelasting is inbegrepen in de koopprijs.
1.3.
De rechtbank oordeelt in dit vonnis dat Basis Groothandel tekort is geschoten in haar verplichting tegenover [eiseres] om de verbruiksbelasting over de betreffende partijen frisdrank af te dragen. Basis Groothandel moet daarom de schade waarvoor [eiseres] in de hoofdzaak aansprakelijk is gehouden aan [eiseres] vergoeden. Omdat deze vordering in de hoofdzaak een tegenvordering was, is de schade in de hoofdzaak verrekend, zodat het hier gaat om schade die [eiseres] lijdt doordat haar vordering in de hoofdzaak deels is afgewezen.
De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024;
- de mondelinge behandeling van 23 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen doen zaken met elkaar. [eiseres] koopt partijen frisdrank in bij Basis Groothandel.
3.2.
Basis Groothandel heeft aan [eiseres] een door haar op 11 december 2020 ondertekende verklaring afgegeven, waarin onder meer staat:
“Hierbij verklaart u dat alle door u geleverde goederen aan [eiseres] te [plaats] geleverd worden inclusief alle wettelijke:
-
Verbruiksbelastingen en/of Accijnzen
(…)
De door u getekende verklaring is ook van toepassing op alle toekomstige leveringen.”
3.3.
[eiseres] heeft vanaf 2021 partijen frisdrank aan Soda Shop verkocht.
3.4.
Op 7 december 2022 heeft Soda Shop een brief van de Douane ontvangen, waarin onder meer staat:
“Op 14 februari 2022 heb ik u een rapport gestuurd inzake een administratief onderzoek met nummer 148650 dat uitgevoerd is bij Soda Shop B.V. (hierna: Soda Shop). In dit onderzoeksrapport van d.d. 14 februari 2022 staat, in paragraaf 4.5.6., vermeld dat er naar de ontvangen goederen die gekocht zijn van [eiseres] B.V. (hierna: [eiseres] ) nader onderzoek verricht dient te worden. Dit nader onderzoek is nu afgerond en via deze brief informeer ik u over de uitkomsten.
(…)
Bevindingen
Tijdens het onderzoek is bevonden dat Soda Shop voor 6.184,25 hectoliter aan limonade heeft ingekocht bij [eiseres] . De goederen die betrekking hebben op deze aankopen zijn geleverd vanuit andere lidstaten van de Europese Unie. Op de facturen inzake deze zendingen die [eiseres] aan Soda Shop verzonden heeft, staat dat de verbruiksbelasting reeds betaald is. (…)
De Douane heeft nader onderzoek gedaan bij diverse handelaren die betrokken waren bij de in- en verkoop van de bovengenoemde aankopen. Hierbij is vast komen te staan dat geen van deze handelaren daadwerkelijk de goederen ontvangen heeft (fysiek voor handen heeft gehad) en dat men de goederen op papier ingekocht en verkocht heeft. Geen van de partijen heeft verbruiksbelasting afgedragen over deze in- en verkopen.
Bij de beoordeling van de zendingen is komen vast te staan dat Soda Shop de enige partij is die deze goederen in Nederland daadwerkelijk voor handen heeft gekregen en dat er over deze goederen geen verbruiksbelasting is afgedragen.
(…)
Conclusie
Doordat is komen vast te staan dat er over de ontvangen goederen inzake de zendingen van [eiseres] (die geleverd zijn uit andere lidstaten van de Europese Unie aan Soda Shop) geen verbruiksbelasting is afgedragen, is komen vast te staan dat Soda Shop (als partij die de goederen fysiek als eerste voorhanden heeft gekregen) de verbruiksbelasting verschuldigd is. (…) In totaal is Soda Shop (6.184,25 x €8,83) € 54.606 aan verbruiksbelasting verschuldigd.”
3.5.
Bij e-mail van 9 december 2022 is namens Soda Shop aan [eiseres] onder meer het volgende bericht:
“In 2021 heeft u 6.184,25 hectoliter aan limonade verkocht aan cliënte. De daarvoor afgesproken prijs was inclusief de verbruiksbelasting. De door u daartoe verzonden facturen vermelden dan ook dat de verbruiksbelasting is afgedragen. Zoals u inmiddels bekend zal zijn, heeft de Douane een onderzoek ingesteld naar de afdracht van de verbruiksbelasting. De Douane heeft vastgesteld dat u, anders dan afgesproken en vermeld op de verzonden facturen, geen verbruiksbelasting heeft afgedragen. (…) De Douane heeft cliënte te kennen gegeven dat zij alsnog de verbruiksbelasting dient af te dragen. Dit betreft een bedrag van € 54.606,00. Cliënte heeft dit bedrag (…) ook al aan u betaald. In ieder geval bent u jegens cliënte toerekenbaar tekortgeschoten waardoor cliënte schade heeft geleden. (…) Cliënte zal dit bedrag verrekenen met de aan haar gedane leveringen en toegezonden facturen ad € 69.185,33”
3.6.
Op 14 december 2022 heeft een controlemedewerker van de douane een Excel-overzicht aan Soda Shop toegezonden (productie 19). In dit overzicht zijn facturen van 10 april 2021 tot en met 30 juni 2021 van [eiseres] opgesomd. Het totale aantal hectoliters sluit op 6.184,25.
3.7.
Bij e-mail van 19 december 2022 heeft [eiseres] de e-mail van 9 december 2022 van Soda Shop (zie 3.5.) aan Basis Groothandel doorgezonden en daarbij onder meer het volgende bericht:
“Van mijn afnemer Soda Shop ontving ik onderstaande e-mail. Dit betreffen leveranties die ik bij u heb betrokken in de loop van 2021. U heeft mij destijds een ‘ketenverklaring’ toegezonden maar uit onderzoek van de belastingdienst zou kennelijk zijn gebleken dat de verbruiksbelasting over deze leverantiesnietis afgedragen.
(…)
In dit stadium ben ik genoodzaakt u hierbij aansprakelijk te stellen voor de eventueel niet door u afgedragen verbruiksbelasting over de betreffende leveranties alsmede voor de daardoor, door ons, geleden en nog te lijden schade (…)”
3.8.
Op 14 januari 2023 heeft de Douane (Belastingdienst) een naheffingsaanslag van € 56.893,00 (€ 54.606,00 aan verbruiksbelasting en € 2.287,00 belastingrente) aan Soda Shop opgelegd. Deze aanslag is door Soda Shop betaald.
3.9.
In de hoofdzaak heeft deze rechtbank op 5 juni 2024 vonnis gewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] tekort is geschoten in haar verplichting ten opzichte van Soda Shop om de verbruiksbelasting te betalen en daarom aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade. De schade bestaat uit de naheffingsaanslag ter hoogte van € 56.893,00, en kan worden verrekend met de vordering van [eiseres] op Soda Shop. Omdat de vordering van [eiseres] de tegenvordering van Soda Shop overstijgt, heeft de rechtbank Soda Shop veroordeelt om het resterende bedrag van € 12.292,33 aan [eiseres] te betalen. Soda Shop is vervolgens als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres] veroordeeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Basis Groothandel toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende contractuele verplichtingen, althans onrechtmatig heeft gehandeld richting [eiseres] door het verkopen en leveren van frisdranken zonder de verbruiksbelasting te voldoen;
II. Basis Groothandel veroordeelt om [eiseres] te vrijwaren voor de schade die [eiseres] lijdt doordat de vordering in de hoofdzaak (deels) wordt afgewezen;
III. Basis Groothandel veroordeelt in de proceskosten van de vrijwaringszaak en de hoofdzaak, te vermeerderen met de nakosten van € 163,00 respectievelijk € 248,00 indien betekening van deze uitspraak heeft plaatsgevonden.
4.2.
Basis Groothandel voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

de ontvankelijkheid
5.1.
Basis Groothandel voert in de eerste plaats aan dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat Basis Groothandel in de periode van de gestelde leveringen geen zaken heeft gedaan met de BV maar met de VOF van [eiseres] .
5.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij Basis Groothandel met de BV kan aanspreken als rechtsopvolger van de VOF. Door het notarieel inbrengen van de VOF in de BV, zijn de rechten en verplichtingen overgegaan. Ter zitting is nader onderbouwd dat de cessie heeft plaatsgevonden in de akte van inbreng en dat de vordering voortvloeit uit een rechtsverhouding die op dat moment al bestond. Daarnaast heeft [eiseres] verklaard dat zij een e-mail aan Basis Groothandel heeft verzonden waarin zij heeft aangegeven dat de VOF is ingebracht in een BV. Basis Groothandel heeft daarop de ontvangst van deze mail bevestigd. Basis Groothandel heeft ter zitting nog aangevoerd dat de vordering onvoldoende bepaalbaar is en dat er geen mededeling heeft plaatsgevonden.
5.3.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van [eiseres] het volgende voorop. Vorderingen als de onderhavige (vorderingen op naam) kunnen worden overgedragen (gecedeerd) door (1) een daartoe bestemde akte en (2) een mededeling van de overdracht aan de schuldenaar. [1]
Ten aanzien van de vereiste akte geldt dat voor het overdragen van vorderingen op naam vereist is, maar ook voldoende is, dat de desbetreffende akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De vraag hoe specifiek die gegevens dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval.
In het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2005 [2] heeft de Hoge Raad overwogen dat in de situatie, waarin volgens de overgelegde akte van oprichting en inbreng die als akte van cessie kan gelden, 'alle activa van gemelde onderneming', een eenmanszaak, zijn ingebracht in een besloten vennootschap, het in beginsel ook bij betwisting door de schuldenaar geen nadere motivering hoeft dat een in de uitoefening van de eenmanszaak ontstane vordering tot de overgedragen activa behoort. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze situatie, waarin een VOF wordt ingebracht in de BV, ook sprake is. Dit brengt mee dat de vordering naar het oordeel van de rechtbank voldoende bepaalbaar is en dat met de akte van inbreng van de VOF in de BV aan het eerste vereiste van cessie is voldaan.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met de e-mail waarin is aangegeven dat de VOF is ingebracht in een BV ook is voldaan aan het mededelingsvereiste. Daarna is ook niets gewijzigd in de contractuele relatie tussen partijen. [eiseres] is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
de verplichting tot afdracht van de verbruiksbelasting
5.4.
[eiseres] stelt dat Basis Groothandel haar moet vrijwaren van de schade die zij lijdt als gevolg van haar aansprakelijkheid jegens Soda Shop in de hoofdzaak, omdat zij de betreffende partijen frisdrank op haar beurt bij Basis Groothandel heeft ingekocht op basis van dezelfde afspraak dat de afdracht van de verbruiksbelasting is inbegrepen in de koopprijs. Omdat de Douane heeft vastgesteld dat de verbruiksbelasting over de betreffende goederen niet is afgedragen, is Basis Groothandel tegenover [eiseres] tekortgeschoten in haar verplichting om de verbruiksbelasting af te dragen.
5.5.
Tussen partijen is niet langer meer in geschil dat zij in hun onderlinge verhouding hebben afgesproken dat de afdracht van de verbruiksbelasting aan de Douane voor rekening komt van Basis Groothandel, omdat in de door [eiseres] betaalde koopprijs voor de partijen frisdranken de daarover verschuldigde verbruiksbelasting is inbegrepen.
5.6.
Basis Groothandel voert aan dat 1) niet duidelijk is dat de leveringen afkomstig waren van Basis Groothandel en 2) dat niet vaststaat dat de verbruiksbelasting niet is afgedragen. De rechtbank is van oordeel dat beide verweren niet slagen en licht dit oordeel hierna toe.
5.7.
[eiseres] heeft haar vordering in de eerste plaats onderbouwd aan de hand van de verkoopfacturen aan Soda Shop en de inkoopfacturen bij Basis Groothandel. Basis Groothandel heeft de door [eiseres] gemaakte koppeling tussen deze facturen onvoldoende weersproken. Het verweer dat zij voert tegen de data van de eerste twee facturen, is door [eiseres] ter zitting weersproken en nader toegelicht. Daarnaast heeft [eiseres] ook de bijbehorende vrachtbrieven overgelegd en hebben de bestuurders van [eiseres] schriftelijk verklaard dat zij geen andere leverancier hadden dan Basis Groothandel en dat alle vrachten waar Soda Shop op is aangeslagen afkomstig zijn van Basis Groothandel. Basis Groothandel heeft dit onvoldoende betwist. De opmerking dat zij de administratie van [eiseres] niet heeft kunnen inzien is daarvoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] heeft onderbouwd dat de betreffende leveringen afkomstig zijn van Basis Groothandel.
5.8.
Daarnaast volgt de rechtbank de stelling van Basis Groothandel dat niet vaststaat dat de verbruiksbelasting niet is afgedragen niet. Basis Groothandel voert daartoe aan dat zij op haar beurt de afdrachtverplichting van verbruiksbelasting bij haar leverancier Algebris heeft neergelegd en dat de Belastingdienst naar de eerste schakel in de keten moet gaan. Basis Groothandel heeft in dit kader ook een procedure bij de bestuursrechter aanhangig gemaakt. Ook betwist Basis Groothandel de juistheid van de administratie van Soda Shop. Uit het onderzoek en de brief van de Douane van 7 december 2022 volgt dat vast is komen te staan dat over de partijen frisdrank geen verbruiksbelasting is afgedragen. De Douane heeft nader onderzoek gedaan bij diverse handelaren die betrokken waren bij de in- en verkoop van de goederen, niet alleen bij Soda Shop dus. Daarbij heeft de douane geconstateerd dat geen van deze partijen de verbruiksbelasting heeft afgedragen. Aan de hand daarvan is de naheffingsaanslag opgelegd aan degene die de frisdrank in Nederland als eerste fysiek voorhanden heeft gekregen (Soda Shop).
5.9.
Basis Groothandel voert in het verlengde hiervan nog aan dat er in het kader van de schadebeperkingsplicht bezwaar had moeten worden aangetekend tegen de naheffingsaanslag. Dit verwijt richt zich tot Soda Shop en niet tot [eiseres] , zodat dit verweer faalt.
5.10.
Het verweer van Basis Groothandel dat zij slechts aansprakelijk is voor € 12.916,00 slaagt evenmin. Het rapport wat zij in dit kader aanhaalt ziet op iets anders dan de vordering die in deze procedure voorligt.
de conclusie
5.11.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat Basis Groothandel tekort is geschoten in haar verplichting ten opzichte van [eiseres] om de verbruiksbelasting te betalen. De vordering in vrijwaring wordt daarom toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht is eveneens toewijsbaar, voor zover deze is gericht op voornoemde tekortkoming.
de proceskosten
5.12.
Basis Groothandel is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] in de hoofdzaak niet in de proceskosten is veroordeeld, moet Basis Groothandel alleen de kosten van de vrijwaringszaak van [eiseres] betalen. Met in achtneming van het gevorderde worden de proceskosten van [eiseres] begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,04
- griffierecht
0,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
163,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.703,04

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat Basis Groothandel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende contractuele verplichtingen tegenover [eiseres] door het verkopen en leveren van frisdranken zonder de verbruiksbelasting te voldoen;
6.2.
veroordeelt Basis Groothandel om aan [eiseres] te betalen de schade van € 56.893,00 die [eiseres] lijdt doordat de vordering in de hoofdzaak deels is afgewezen;
6.3.
veroordeelt Basis Groothandel in de proceskosten in vrijwaring van € 2.703,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 85,00 plus de kosten van betekening als Basis Groothandel niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de beslissing in 6.2 en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Art. 3:94 lid 1 BW.
2.HR 4 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6165 r.o. 3.6.