ECLI:NL:RBZWB:2024:8285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
11031551 \ CV EXPL 24-1224
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen op basis van geschatte meterstanden door energieleverancier Engie Nederland Retail B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van Engie Nederland Retail B.V. centraal. Engie vordert betaling van facturen die zijn gebaseerd op geschatte meterstanden, terwijl de werkelijke meterstanden door de gedaagde vennootschap onder firma (V.o.f.) zijn doorgegeven. De zaak betreft de vraag of Engie recht heeft op betaling van deze facturen, en of de gedaagde partij, V.o.f., misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de vordering aan te vechten. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 september 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Engie niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de verschuldigdheid van de facturen. De rechter oordeelt dat Engie de gefactureerde bedragen heeft gebaseerd op een schatting van het verbruik die hoger is dan de door V.o.f. doorgegeven meterstanden. Engie heeft, ondanks het ontvangen van de juiste meterstanden, nagelaten om de facturen aan te passen. Hierdoor ontbrak een rechtsgrond voor de vordering van Engie. De kantonrechter heeft de vordering van Engie afgewezen en geoordeeld dat Engie misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de vordering in te stellen, terwijl zij beschikte over de juiste meterstanden. Engie is veroordeeld tot betaling van de werkelijke proceskosten van V.o.f. en de nakosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11031551 \ CV EXPL 24-1224
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Engie,
gemachtigde: mr. D. Madrawski,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[V.o.f.],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
in hoedanigheid van vennoot van [V.o.f.] ,
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
in hoedanigheid van vennoot van [V.o.f.] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [V.o.f.] ,
gemachtigde: mr. G.J. van den Hoven.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of [V.o.f.] de eindafrekeningen moet betalen die gebaseerd zijn op geschatte meterstanden, terwijl de werkelijke meterstanden zijn doorgegeven. Daarnaast gaat het om de vraag of Engie misbruik van procesrecht heeft gemaakt door een vordering in te stellen die volgens [V.o.f.] evident ongegrond is en daarom de werkelijke proceskosten dient te vergoeden.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024 met alle daarin vermelde stukken,
- de akte van 18 september 2024 met productie genummerd 7 van Engie,
- de op 26 en 27 september 2024 van de zijde van [V.o.f.] in het geding gebrachte producties respectievelijk genummerd 6 t/m 9 en 10 t/m 13,
- de mondelinge behandeling van 30 september 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak wordt uitgegaan van de navolgende feiten.
a. Engie is een onderneming die zich toelegt op de levering van energie.
b. [V.o.f.] is een vennootschap onder firma die onder andere actief is in de paardensport. De heren [achternaam] (gedaagden sub 2 en sub 3) zijn vennoten in [V.o.f.] .
c. Tussen partijen zijn op 26 januari 2022 en 1 april 2023 overeenkomsten tot stand gekomen over de levering van gas en elektriciteit (hierna: de energiecontracten) door Engie voor de onderneming van [V.o.f.] aan het [adres] te [plaats] . Het energiecontract met startdatum 26 januari 2022 had een looptijd van drie jaar. Het energiecontract met startdatum 1 april 2023 had een onbepaalde looptijd.
d. Op voormelde energiecontracten zijn de Algemene Voorwaarden van Engie van 1 april 2017 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 9 van de algemene voorwaarden staat onder meer het navolgende:
“(…)Artikel 9 De elektriciteitsmeter en de gasmeter
9.1.
De elektriciteitsmeter en de gasmeter zijn van uw netbeheerder. Met deze meters stellen wij de omvang van de levering vast. We kunnen hierover ook andere afspraken maken.
(…)
9.5.
Op ons verzoek geeft u ons de standen van uw elektriciteitsmeter en/of gasmeter door binnen de door ons aangegeven termijn.
(…)
9.7.
Krijgen wij de gegevens van uw elektriciteitsmeter en/of gasmeter niet op tijd? Of gaat bij het opnemen of verwerken van de meetgegevens iets fout, dan mogen wij berekenen hoeveel elektriciteit en/of gas u geleverd heeft gekregen. Krijgen we alsnog de juiste meetgegevens? Dan bekijken we hoeveel elektriciteit en/of gas u werkelijk geleverd heeft gekregen en brengen die werkelijke hoeveelheid in rekening.(…)”
e. [V.o.f.] heeft de (tweede) leveringsovereenkomst per 30 april 2023 opgezegd. Engie heeft [V.o.f.] verzocht om de meterstanden aan te leveren ten behoeve van een eindafrekening.
f. Op 30 mei 2023 en 29 juni 2023 heeft Engie twee facturen met een totaalbedrag van € 9.273,63 als eindafrekening naar [V.o.f.] gestuurd. Engie heeft de facturen gebaseerd op door haar geschatte meterstanden van het verbruik van [V.o.f.] .
g. Naar aanleiding van een bericht van gedaagde sub 3 verzoekt Engie bij
e-mailbericht van 4 september 2023 om een foto van de meterstanden door te sturen.
h. Bij e-mailbericht van 5 september 2024 heeft gedaagde sub 3 foto’s van 24 augustus 2023 met daarop de meterstanden 65.999 kWh en 41.455 kWh aan Engie doorgegeven.
i. Bij e-mailbericht van 11 september 2024 bedankt Engie [V.o.f.] voor het opsturen van de foto’s met meterstanden. Engie meldt dat op basis van de toegezonden foto’s geen passende eindafrekening gemaakt kan worden. Engie verzoekt om foto’s of documentatie van de meterstanden met bijbehorende dagtekening van het begin én het einde van het contract toe te sturen. Hierbij meldt Engie dat de meterstanden aan het begin van het contract ook geschat zijn en dat deze lijken af te wijken. Engie verzoekt om vermelding van het adres omdat [V.o.f.] meerdere klantnummers heeft.
j. Bij e-mailbericht van 25 oktober 2023 is [V.o.f.] door Engie gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 11.116,93.
k. Bij e-mailbericht van 12 november 2023 heeft [V.o.f.] Engie bericht dat zij al foto’s van 24 augustus 2023 met meterstanden heeft doorgegeven.
l. Aan sommaties van Engie om over te gaan tot betaling heeft [V.o.f.] niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Engie vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [V.o.f.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 9.273,63 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten van € 838,68, met veroordeling van [V.o.f.] in de proceskosten.
3.2.
Engie legt aan haar vordering ten grondslag dat [V.o.f.] in gebreke is gebleven met de tijdige betaling van de facturen over de haar opgemaakte eindafrekening. Omdat zij in verzuim is, is [V.o.f.] ook de wettelijke handelsrente verschuldigd. De vordering is ter incasso uit handen gegeven, zodat [V.o.f.] ook de buitengerechtelijke incassokosten moet vergoeden, zo stelt Engie.
3.3.
[V.o.f.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Engie. [V.o.f.] betwist de gevorderde bedragen verschuldigd te zijn, omdat Engie is uitgegaan van verkeerde of hogere eindstanden, terwijl Engie wel over de juiste meterstanden beschikt. [V.o.f.] betoogt dat Engie ten onrechte uitgaat van een eindstand op 1 mei 2023 van 77.440 kWh. Uit de door [V.o.f.] overgelegde foto’s volgt immers dat de meterstand per 14 december 2023 pas 74.436 kWh bedroeg, zodat Engie ten onrechte uitgaat van een meterstand van 77.440 kWh per 1 mei 2023. In dit verband verwijst [V.o.f.] ook naar foto’s van de meterstand van 65.999 kWh per 24 augustus 2023. De afrekening op basis van de door Engie gehanteerde meterstand 77.440 kWh per 1 mei 2023 rijmt volgens [V.o.f.] bovendien niet met de door Engie berekende verbruik zoals staat in prod. 4 bij dagvaarding. Hieruit volgt dat [V.o.f.] volgens Engie 2693,58 kWh per maand verbruikt, zodat de meterstand op 1 mei 2023 door Engie niet geschat maar berekend had moeten worden op 57.238,12 kWh.
3.4.
Op de standpunten van partijen en wat zij ter ondersteuning daarvan hebben
aangevoerd, zal bij de beoordeling – voor zover van belang – worden ingegaan.

4.De beoordeling

Facturen op basis van geschatte meterstanden
4.1.
De kantonrechter merkt op dat het systeem van een energieovereenkomst onder meer inhoudt dat de omvang van het verbruik in beginsel wordt vastgesteld op basis van de gegevens die zijn verkregen met behulp van de meter van de contractant (in dit geval [V.o.f.] ). De elektriciteitsmeter en de gasmeter zijn eigendom van de netbeheerder en de energieleverancier stelt met deze meters de omvang van de levering vast. De contractant is zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van de meterstanden aan de leverancier (in dit geval Engie). Indien deze standen niet door de contractant worden doorgegeven, dan mag de leverancier bij facturering de meterstanden schatten. In dit geval volgt dit ook uit de algemene voorwaarden van Engie.
4.2.
De kantonrechter wijst de vordering van Engie af, omdat Engie niet heeft voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht over de verschuldigdheid van gevorderde facturen. Engie is voor wat betreft de gefactureerde meterstanden uitgegaan van een schatting van het verbruik door [V.o.f.] die hoger is dan de door [V.o.f.] doorgegeven daadwerkelijke meterstanden. Uit de ter zitting gegeven toelichting volgt dat Engie deze schatting gebaseerd heeft op het historisch verbruik van [V.o.f.] . Ook staat vast dat Engie, nadat zij foto’s van [V.o.f.] heeft gekregen met daarop vermeld de daadwerkelijke meterstanden, niet is overgegaan tot een correctie van de gefactureerde geschatte meterstanden. Hiermee handelt Engie niet overeenkomstig artikel 9.7 van haar eigen algemene voorwaarden. Hierin staat immers dat indien Engie alsnog juiste meetgegevens krijgt, berekend wordt hoeveel elektriciteit en/of gas werkelijk geleverd is waarna de werkelijke hoeveelheid in rekening wordt gebracht. Nadat Engie de daadwerkelijke meterstanden van [V.o.f.] heeft doorgekregen heeft Engie echter geen aanleiding gezien om de kosten van het daadwerkelijke energie- en gasverbruik te berekenen. Engie mag als leverancier slechts betaling vorderen van een bedrag dat overeenstemt met de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid gas en energie. Omdat Engie volhardt in de betaling van facturen die niet gebaseerd zijn op het daadwerkelijk verbruik en de al bij haar bekende juiste meterstanden niet gebruikt, ontbreekt een rechtsgrond voor toewijzing van de vordering van Engie.
4.3.
De ter zitting gegeven verklaringen van Engie leiden niet tot een andere beslissing. Namens Engie is ter zitting verklaard dat de door [V.o.f.] overgelegde foto’s weliswaar duiden op andere meterstanden, maar dat de opvolgende energieleveranciers (te beginnen met Nieuwe Stroom) van [V.o.f.] niet hebben aangegeven dat de meterstanden die Engie heeft doorgegeven niet juist waren. Het verschil tussen de geschatte en de correcte meterstanden wordt volgens Engie verrekend tussen de netbeheerder en de nieuwe leverancier. De nieuwe leverancier zal het verschil dan met de klant verrekenen. Engie heeft verklaard dat zij de eindstand van 77.400 kWh van [V.o.f.] aan Nieuwe Stroom heeft doorgegeven. Omdat Nieuwe Stroom niet heeft geprotesteerd tegen deze meterstand en geen aanleiding heeft gezien om de meterstand te corrigeren volhardt Engie bij voormelde eindstand. Engie heeft daarnaast verklaard dat Nieuwe Stroom en Greenchoice weigeren om medewerking te verlenen aan een correctie van de meterstand. Volgens Engie kan zij in dat geval dan ook niet veel meer doen omdat het systeem zo ingericht is dat zij geen eenzijdige aanpassingen kan verrichten. Omdat meerdere leveranciers nodig zijn om een verrekening of correctie door te voeren betoogt Engie dan ook gehouden te zijn aan de marktafspraken die zij met andere leveranciers heeft gemaakt. Uit de verklaringen van Engie volgt dat Engie zich op het standpunt stelt dat [V.o.f.] zich tot haar nieuwe energieleverancier dient (of had dienen) te wenden.
4.4.
De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Onderlinge afspraken tussen energieleveranciers hebben geen betrekking tot derde partijen zoals [V.o.f.] . Laatstgenoemde heeft in een contractuele relatie met Engie gestaan en heeft niet ingestemd met afspraken die energieleveranciers onderling hebben gemaakt. Gelet hierop is [V.o.f.] enkel een vergoeding voor het daadwerkelijke verbruik van gas en elektriciteit verschuldigd en niet een vergoeding die gebaseerd is op een (kennelijk) foutief geschat energieverbruik wegens evenzeer onjuist geschatte meterstanden.
4.5.
Gelet op het bovenstaande is de gegrondheid van de vordering over de geschatte meterstanden niet vast komen te staan, zodat de vordering van Engie wordt afgewezen.
Werkelijke proceskosten (misbruik van procesrecht)
4.6.
[V.o.f.] heeft verzocht om Engie te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten (inclusief advocaatkosten) van € 7.250,--, excl. BTW. Volgens [V.o.f.] heeft Engie misbruik van procesrecht gemaakt door een vordering in te stellen terwijl deze evident ongegrond is. Hierdoor heeft [V.o.f.] ook problemen met opvolgende leveranciers gekregen. [V.o.f.] stelt door de handelwijze van Engie onnodige advocaatkosten te hebben gemaakt.
4.7.
Op grond van vaste rechtspraak is een uitzondering op het regime van de artikelen 237- 240 Rv alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Daarom moet voor een volledige proceskostenvergoeding worden voldaan aan de maatstaf voor misbruik van procesbevoegdheid. Daar is sprake van als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij past terughoudendheid gelet op het recht tot toegang tot de rechter, dat mede is gewaarborgd door artikel 6 EVRM [1] .
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Engie misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de vordering tegen [V.o.f.] in te stellen, terwijl zij beschikte over de juiste meterstanden maar desondanks de vordering instelt op basis van geschatte meterstanden.
Uit wat hiervoor onder rechtsoverwegingen 4.2 t/m 4.4 is overwogen, volgt dat de vordering tegen [V.o.f.] feitelijk noch juridisch voldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het had Engie duidelijk moeten zijn dat een vordering gebaseerd op geschatte meterstanden terwijl de daadwerkelijke meterstanden bekend zijn zinloos was. Daarbij is het belang van [V.o.f.] dat zij gevrijwaard blijft van dit soort procedures waarin Engie als professionele energieleverancier volhardt op een ingeslagen weg waarvan zij had moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen had en waardoor [V.o.f.] onnodig op kosten wordt gejaagd. Hierbij acht de kantonrechter van belang dat uit de ter zitting door Engie afgelegde verklaringen volgt dat zij met andere leveranciers gemaakte afspraken tracht te verleggen naar [V.o.f.] terwijl deze afspraken geen betrekking hebben op [V.o.f.] . Op grond van voorgaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien zal Engie in de (verder qua hoogte niet gemotiveerd betwiste) werkelijke proceskosten van [V.o.f.] van € 7.250,-- excl. BTW worden veroordeeld. Daarnaast is Engie de nakosten van € 119,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) verschuldigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van Engie af;
5.2.
veroordeelt Engie in de werkelijke proceskosten van € 7.250,-- excl. BTW en de nakosten van € 119,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Engie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Voetnoten

1.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR: 2012:BV7828; HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366