ECLI:NL:RBZWB:2024:8316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11171491/CV EXPL 24-2197 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie arbeidsrelatie en aansprakelijkheid voor schade door vrachtwagenongevallen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [de chauffeur] en [de werkgever]. De eiser, [de chauffeur], heeft chauffeurswerkzaamheden verricht voor de gedaagde, [de werkgever], en stelt dat hij als werknemer moet worden aangemerkt. Hij vordert betaling van een achterstallig bedrag, dat door [de werkgever] is verrekend met schade die zou zijn ontstaan door twee ongevallen waarbij hij met de vrachtwagen in een greppel is gereden. De gedaagde, [de werkgever], betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat [de chauffeur] als zzp'er heeft gewerkt, waardoor hij aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat, maar een overeenkomst van opdracht. Hierdoor is [de chauffeur] aansprakelijk voor de schade die is ontstaan door de ongevallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [de werkgever] te veel heeft verrekend en heeft [de werkgever] veroordeeld tot betaling van € 224,50 aan [de chauffeur]. De vordering van [de werkgever] in reconventie is aangehouden in afwachting van bewijslevering over de boete die aan [de chauffeur] zou zijn opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11171491 \ CV EXPL 24-2197
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[de chauffeur],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de chauffeur] ,
gemachtigde: mr. G.S. de Haas,
tegen

1.[de V.O.F.] ,

te [plaats 2] ,
2.
[vennoot 1],
te [plaats 2] ,
3.
[vennoot 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [de werkgever] . en afzonderlijk [de V.O.F.] , [vennoot 1] en [vennoot 2] ,
gemachtigde: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen.

1.De zaak in het kort

1.1.
[de chauffeur] heeft chauffeurswerkzaamheden verricht voor [de werkgever] . Hij heeft daarvoor een factuur gestuurd. [de werkgever] . heeft de factuur gedeeltelijk betaald. Het restantbedrag is door [de werkgever] . verrekend met schade die volgens [de werkgever] . is ontstaan doordat [de chauffeur] twee keer met de vrachtwagen van [de werkgever] . in een greppel is gereden.
1.2.
[de chauffeur] vordert volledige betaling. [de werkgever] . mocht volgens hem geen schade verrekenen, nu hij op basis van een arbeidsovereenkomst heeft gewerkt. Als werknemer kan hij niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade. [de werkgever] . moet het achterstallige loon betalen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente.
1.3.
Volgens [de werkgever] . is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst. [de chauffeur] heeft als zzp’er gewerkt en moet de schade betalen. [de werkgever] . vordert in reconventie vergoeding van verschillende schadeposten en een verkeersboete.
1.4.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. [de chauffeur] moet de schade die is ontstaan door de ongevallen vergoeden. [de chauffeur] heeft wel recht op betaling van een klein deel van zijn vordering, omdat [de werkgever] . te veel heeft verrekend. [de werkgever] . heeft terecht de kosten van het takelen en de kosten van het vervangen van de buitenspiegels verrekend, maar heeft geen recht op vergoeding van overige schade. Ten aanzien van de verkeersboete draagt de kantonrechter [de werkgever] . op bewijs te leveren.
1.5.
Dit oordeel wordt hierna onder het kopje ‘De beoordeling’ uitgelegd. Eerst worden de procedure, de feiten en de vorderingen over en weer en het verweer daartegen geschetst. Tot slot volgt de beslissing.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juni 2024 met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 12;
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2024, waarin de datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de brief van 29 oktober 2024 van [de werkgever] . met als bijlage een uittreksel uit het handelsregister;
  • de op 4 november 2024 door [de chauffeur] toegezonden schriftelijke verklaring van de heer [naam] (“ [naam] ”);
  • de mondelinge behandeling van 4 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
De kantonrechter heeft aan het einde van de mondelinge behandeling bepaald dat er een vonnis zal komen.

3.De feiten

3.1.
[de werkgever] . is een onderneming in de transportsector. [de werkgever] . rijdt onder andere voor het distributiebedrijf [bedrijf 1] . [de werkgever] . beschikt over 7 vrachtwagens en zet de meeste daarvan in voor deze opdrachtgever. Er zijn 4 personen in loondienst van [de werkgever] . Daarnaast zet [de werkgever] . zzp’ers in voor de uitvoering van transportopdrachten.
3.2.
[de chauffeur] heeft gedurende 3 weken in februari en maart 2024 werkzaamheden verricht als vrachtwagenchauffeur voor [de werkgever] . [de chauffeur] heeft ritten gereden voor [bedrijf 1] .
3.3.
[de chauffeur] is op 27 februari 2024 en op 14 maart 2024 met de vrachtwagen in België in een greppel terecht gekomen. De vrachtwagen moest beide keren uit de greppel worden getakeld. Daarvoor is de eerste keer door [de werkgever] . opdracht gegeven aan [B.V. 1] . [de werkgever] . heeft hiervoor een factuur ontvangen van € 2.540,00 exclusief btw. [de werkgever] . heeft deze factuur op 27 februari 2024 betaald aan [B.V. 1] . De tweede keer heeft de hulpdienst Fast Assistance te Antwerpen de vrachtwagen losgetrokken. [de chauffeur] heeft daarvoor ter plaatse een bedrag van € 1.500,00 betaald aan de hulpdienst. De factuur van Fast Assistance ter zake van deze € 1.500,00 is op naam gesteld van [eenmanszaak ] , een op 1 december 2018 door [de chauffeur] opgerichte eenmanszaak.
3.4.
[de chauffeur] heeft op 26 maart 2024 vanuit zijn [eenmanszaak ] logistic een factuur gestuurd aan [de werkgever] . voor een totaalbedrag van € 4.386,25 inclusief btw (145 gewerkte uren x uurloon € 25,00 exclusief 21% btw).
3.5.
[de werkgever] . heeft een bedrag van € 1.412,75 van deze factuur betaald. [de werkgever] . heeft het restantbedrag van € 2.973,50 niet betaald, maar verrekend met de kosten voor het uit de greppel takelen door [B.V. 1] en de kosten van nieuwe buitenspiegels aan de rechterzijde van de vrachtwagen. Voor het vervangen van de buitenspiegels heeft [de werkgever] . een bedrag van € 209,00 exclusief btw betaald aan de Belgische firma [bedrijf 2] .
3.6.
Voor het herstellen van schade aan de buitenzijde van de vrachtwagen waarmee [de chauffeur] in de greppel terecht is gekomen heeft [de werkgever] . een offerte voor een bedrag van € 4.850,00 ontvangen van [B.V. 2]
3.7.
[de werkgever] . heeft een bedrag van € 3.300,15 betaald aan de firma [bedrijf 2] voor het op 15 maart 2024 laten ophalen van de vrachtwagen met een dieplader en het vervolgens vervangen van de koppeling van de vrachtwagen.
3.8.
Op 8 maart 2024 is met een vrachtwagen van [de werkgever] . een verkeersovertreding begaan door een verboden toegang bord te negeren. De overtreding is begaan om 13:49 uur in de Guido Gezellestraat te Beersel (België) met de vrachtwagen met kenteken [kenteken] . Aan [de werkgever] . is op 26 augustus 2024 een bevel tot betalen toegezonden door het Openbaar Ministerie te België, omdat het boetebedrag van € 245,10 niet was betaald. De boete is vanwege het uitblijven van betaling verhoogd tot een bedrag van € 546,17.
3.9.
Op 8 maart 2024 heeft [de chauffeur] via een e-mail van zijn advocaat aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 4.776,00, bestaande uit het restant factuurbedrag, de kosten betaald aan Fast Assistance en incassokosten. [de chauffeur] heeft zich op het standpunt gesteld werknemer te zijn van [de werkgever] .
3.10.
In een whatsapp bericht van 7 maart 2024 vraagt [vennoot 1] (vennoot van [de V.O.F.] ) aan [naam] (hierna: [naam] ):
“Salam alaikum broer
Wil je morgen werken”
[naam] antwoordt op 10 maart 2024 als volgt:
“Sellaam Bro, scherm van me tel was kapot gister laten maken kon niet reageren, ik kan morgen rijden”
en:
“Dan facturen via [bijnaam] [toelichting kantonrechter: met [bijnaam] wordt [de chauffeur] bedoeld]”
“Laat me weten dan”
[vennoot 1] heeft akkoord gegeven. Vervolgens is het adres doorgegeven, het kenteken van de vrachtwagen en waar de sleutel te vinden was.
3.11.
[de chauffeur] heeft via een whatsapp bericht van 18 maart 2024 15:32 uur aan [vennoot 1] laten weten dat hij stopte met werken:
“Salam broer. Saffie ik kom niet meer werken.”
3.12.
[naam] heeft op 30 oktober 2024 schriftelijk verklaard:
“Ik [naam] assisteerde de heer [de chauffeur] met zijn geplande routes. Doordat meneer [de chauffeur] door zijn werkgever opdrachten kreeg waarvoor hij totaal niet over ervaring beschikte deed de heer [de chauffeur] beroep op mij. Hier heb ik gehoor aangegeven. Met goedkeuring van [de werkgever] . Dit is volledig vrijwillig.
(…) Toen vertelde [de chauffeur] mij dat hij werkzaam was bij [de werkgever] en die verrichten weer distributiewerk voor [bedrijf 1] . Een groot bedrijf in [plaats 3] . Hij vroeg me of ik hem kon helpen paar dagen omdat hij vertelde dat hij niet ingewerkt was door [de werkgever] . Hij werd het diepe in gegooid en bij zijn tweede werkdag had hij een ernstig ongeluk gehad. Hij is toen een greppel ingereden. Zonder enige ervaring moest hij in belgie distributie werk doen. Ik als ervaren chauffeur heb nog steeds moeite om daar te bezorgen. Omdat je door bepaalde boeren dorpjes moet heen rijden.
Zodoende ben ik met hem mee gaan rijden om hem in te werken wat eigenlijk het werk is van [de werkgever] . Uitereraard zonder vergoeding. (…)”

4.De vorderingen van [de chauffeur] en het verweer daartegen (conventie)

4.1.
[de chauffeur] vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [de werkgever] . tot betaling van een bedrag van € 6.619,88, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten.
4.2.
[de chauffeur] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst heeft gewerkt voor [de werkgever] . Hij baseert zich op het rechtsvermoeden van artikel 7:610a Burgerlijk Wetboek (“BW”). Er is sprake van het leveren van arbeid, gedurende zekere tijd, een gezagsverhouding en loon. [de werkgever] . heeft ten onrechte een bedrag van € 2.973,50 aan loon ingehouden. Ook moet [de werkgever] . de kosten van Fast Assistance aan hem terugbetalen. Voor deze kosten is [de chauffeur] niet aansprakelijk. Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW, zodat de kosten voor rekening van de werkgever moeten komen.
4.3.
[de werkgever] . voert verweer. [de werkgever] . concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de chauffeur] of tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [de chauffeur] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Volgens [de werkgever] . is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst. [de chauffeur] heeft op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht voor [de werkgever] . Er bestond geen verplichting voor [de chauffeur] om de arbeid persoonlijk te verrichten en er was geen sprake van een gezagsverhouding. Door [eenmanszaak ] werden twee chauffeurs ingezet, [de chauffeur] en [naam] . De werkzaamheden werden vanuit [eenmanszaak ] gefactureerd aan [de werkgever] . De kosten van het takelen van de vrachtwagen door Fast Assistance kunnen niet voor rekening van [de werkgever] . worden gebracht. Artikel 7:661 BW is niet van toepassing. Als er wel sprake is van een arbeidsovereenkomst, geldt dat de schade voor rekening van [de chauffeur] moet blijven op grond van bewuste roekeloosheid.

5.De vorderingen van [de werkgever] . en het verweer daartegen (reconventie)

5.1.
[de werkgever] . vordert – samengevat – veroordeling van [de chauffeur] tot betaling van een bedrag van € 10.144,25, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten.
5.2.
[de werkgever] . stelt schade te hebben geleden aan een vrachtwagen doordat [de chauffeur] daarmee tot twee keer toe in een greppel is gereden. [de chauffeur] moet deze schade vergoeden. Daarnaast heeft [de chauffeur] een boete veroorzaakt die hij onbetaald heeft gelaten. De schade bestaat uit:
  • de kosten van het takelen € 2.540,00
  • de kosten van het vervangen van de spiegels € 209,00
  • kosten vervangen koppeling en vervoer vrachtwagen € 3.300,15
  • schade herstel buitenkant vrachtwagen € 3.850,00
  • boete met verhoging € 546,17
5.3.
[de chauffeur] voert verweer. [de chauffeur] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [de werkgever] . met veroordeling van [de werkgever] . in de kosten van deze procedure.
5.4.
[de chauffeur] stelt dat er geen grondslag is om hem als werknemer van [de werkgever] . aansprakelijk te houden voor de schade. Bovendien is er geen causaal verband tussen het ongeval en de kosten van het vervangen van de koppeling. De gestelde schade aan de buitenkant van de vrachtwagen is niet hersteld en is niet door hem veroorzaakt. [de chauffeur] betwist op 8 maart 2024 een boete te hebben veroorzaakt.
5.5.
De kantonrechter gaat hierna in op de standpunten die partijen ter onderbouwing van hun vorderingen en verweren hebben aangevoerd.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de vorderingen van [de chauffeur] (conventie)
Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst
6.1.
Voor de beoordeling van de vorderingen van [de chauffeur] is allereerst van belang om vast te stellen op welke basis [de chauffeur] werkzaamheden heeft verricht voor [de werkgever] . Was dit op basis van een arbeidsovereenkomst, zoals [de chauffeur] stelt, of op basis van een overeenkomst van opdracht, zoals [de werkgever] . stelt?
6.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de verhouding tussen partijen niet kwalificeert als een arbeidsovereenkomst, maar als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
Toetsingskader kwalificatie overeenkomst
6.3.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 6 november 2020 (te vinden onder: ECLI:NL:HR:2020:1746) bepaald dat een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst als de inhoud van die overeenkomst voldoet aan de in artikel 7:610 BW opgenomen omschrijving. In artikel 7:610 BW is de arbeidsovereenkomst gedefinieerd als een overeenkomst waarbij de ene partij (de werknemer) zich verbindt om in dienst van de andere partij (de werkgever) tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
6.4.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 maart 2023 (te vinden onder: ECLI:NL:HR:2023:443) nogmaals de criteria voor deze kwalificatievraag uiteengezet.
Uit dit arrest volgt dat voor de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen partijen eerst moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Dat moet gebeuren aan de hand van de Haviltex-maatstaf. In deze
uitlegfaseis ruimte voor de partijbedoelingen en kan de maatschappelijke positie van partijen een rol spelen. Daarna, in de
kwalificatiefase, moet worden beoordeeld of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst. Daarbij is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Als de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt.
Uitlegfase: vaststelling overeengekomen rechten en verplichtingen
6.5.
Vast staat dat partijen de tussen hen gemaakte afspraken niet hebben vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Op de zitting is besproken welke afspraken partijen hebben gemaakt en hoe zij daaraan uitvoering hebben gegeven.
6.5.
[de chauffeur] heeft gedurende 3 weken werkzaamheden verricht voor [de werkgever] . De werkzaamheden bestonden uit chauffeurswerkzaamheden. [de chauffeur] en [de werkgever] . zijn een vergoeding van € 25,00 per uur overeen gekomen. Dit is de helft van het bedrag dat [de werkgever] . per uur bij [bedrijf 1] in rekening kon brengen. [de werkgever] . stelde de vrachtwagen ter beschikking aan [de chauffeur] . [de chauffeur] voerde de opdrachten uit die door de firma [bedrijf 1] werden verstrekt aan [de werkgever] . Er was een rittenlijst beschikbaar, waarop alle te rijden ritten stonden. De opdrachten werden meestal 5 dagen van tevoren door [bedrijf 1] verstrekt, soms 4 of 3 dagen van tevoren. [bedrijf 1] liet [de chauffeur] rechtstreeks de starttijd weten, dat gebeurde op de avond vóór de dag waarop de rit gereden moest worden. De relatie tussen partijen is geëindigd doordat [de chauffeur] op 18 maart 2024 via whatsapp aan [de werkgever] . liet weten dat hij niet meer zou komen werken. [vennoot 1] heeft op de zitting onweersproken gesteld dat [de werkgever] . 4 chauffeurs in dienst heeft, die per uur € 16,00 netto verdienen.
6.6.
Over deze punten zijn partijen het eens. Over een aantal andere zaken zijn partijen het niet eens.
6.7.
Eén van die punten is of [de chauffeur] verplicht was om de ritten zelf te rijden of dat hij ook mocht weigeren of zich mocht laten vervangen.
6.8.
[de chauffeur] stelt dat hij niet mocht weigeren om te rijden. Als hij zou weigeren, zou hij op straat staan en zonder werk zitten, zo heeft hij desgevraagd op de zitting toegelicht. Ook mocht hij zich niet laten vervangen. Hij heeft dat ook nooit gedaan. [naam] heeft nooit gereden voor [de werkgever] . [de chauffeur] heeft hem enkel gevraagd om met hem mee te rijden, om hem in te werken. Volgens [de chauffeur] heeft [naam] hem laten zien wat de werkzaamheden inhielden. Voor [de chauffeur] was het de eerste keer dat hij als vrachtwagenchauffeur werkte, voorheen werkte hij als koerier. [de chauffeur] heeft een verklaring van [naam] in het geding gebracht ter onderbouwing.
6.9.
[vennoot 1] heeft aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van [de werkgever] . was om te zorgen dat de opdrachten uitgevoerd werden. Als [de chauffeur] de ritten niet zelf zou rijden of voor een andere chauffeur zou zorgen, zou [vennoot 1] zelf rijden of voor een andere chauffeur moeten zorgen. [naam] heeft ook ritten gereden. Uit de ritlijsten blijkt volgens [vennoot 1] dat [naam] op 3 dagen als chauffeur aan het werk is geweest. Tijdens de zitting heeft [vennoot 1] een spraakbericht van 10 maart 2024 14:44 uur laten horen, waarop [de chauffeur] vraagt:
“Morgen [naam] moet werken hoe laat? Ik ga hem bellen.”
6.10.
De kantonrechter is van oordeel dat vastgesteld kan worden dat [de chauffeur] de ritten niet zelf hoefde te rijden, en dat hij zich in de praktijk ook daadwerkelijk heeft laten vervangen. [de werkgever] . heeft de stelling van [de chauffeur] dat dit anders is voldoende onderbouwd weersproken. De kantonrechter baseert haar oordeel op het spraakbericht van [de chauffeur] dat tijdens de zitting is beluisterd en de appwisseling tussen [vennoot 1] en [naam] van 7 en 10 maart (zie 3.10). [naam] geeft daarin desgevraagd aan te zullen komen werken, en dat de facturatie dan verloopt via de eenmanszaak van [de chauffeur] . De inhoud van deze berichten strookt met de door [de werkgever] . overgelegde whatsapp-berichten tussen [vennoot 1] en [naam] , maar niet met de stellingen die [de chauffeur] in de procedure heeft ingenomen.
6.11.
Een ander punt waar partijen discussie over hebben is de gemaakte afspraak over de wijze van betaling. Vast staat dat [de chauffeur] voor zijn werkzaamheden een factuur heeft gestuurd aan [de werkgever] . vanuit zijn eenmanszaak [eenmanszaak ] .
6.12.
Volgens [de chauffeur] moest hij van [de werkgever] . een factuur sturen, terwijl hij telkens om betaling van loon heeft gevraagd. Dit is telefonisch gegaan volgens [de chauffeur] . Uiteindelijk heeft hij een factuur gestuurd vanuit zijn eenmanszaak om maar betaald te krijgen. De afspraak was volgens [de chauffeur] dat hij loon zou ontvangen. De eenmanszaak [eenmanszaak ] is volgens [de chauffeur] niet actief maar stond nog wel ingeschreven, zodat hij die gegevens heeft gebruikt voor de facturatie.
6.13.
[vennoot 1] heeft op de zitting aangegeven dat hij [de chauffeur] als zzp’er inhuurde, en dat afgesproken is dat [de chauffeur] een factuur zou sturen vermeerderd met btw. Er is volgens hem niet gesproken over loonbetaling.
6.14.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat [de chauffeur] om betaling van loon heeft gevraagd. Hij stelt dat dit telefonisch is gebeurd, terwijl er tussen partijen veel appberichten zijn gewisseld. In deze appberichten wordt wel gesproken over het versturen van een factuur en wordt door [de chauffeur] aan [vennoot 1] het btw nummer, kvk nummer en andere gegevens van [de V.O.F.] voor de facturatie gevraagd. In geen enkel bericht wordt gevraagd om loon.
Kwalificatiefase
6.15.
Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. De Hoge Raad heeft hiervoor in het eerdergenoemde arrest van 24 maart 2023 een aantal gezichtspunten gegeven. De kantonrechter zal deze gezichtspunten hieronder puntsgewijs betrekken bij de kwalificatie en de omstandigheden vervolgens in onderling verband afwegen.
6.16.
De volgende gezichtspunten kunnen van belang zijn: de aard en duur van de werkzaamheden, de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald, de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht, het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen, de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd, de hoogte van deze beloningen en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
6.17.
[de chauffeur] doet een beroep op het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW. Daarin is samengevat bepaald dat wordt vermoed dat iemand die voor een ander tegen beloning gedurende 3 aangesloten maanden een bepaald aantal uren heeft gewerkt, dat werk op basis van een arbeidsovereenkomst heeft verricht. Dit rechtsvermoeden is in deze zaak niet van toepassing gezien de korte duur, drie weken, van de samenwerking tussen [de chauffeur] en [de werkgever] .
6.18.
Uit de hiervoor vastgestelde rechten en verplichtingen blijkt dat het noodzakelijke element van de verplichting voor [de chauffeur] om arbeid te verrichten ontbreekt. [de chauffeur] kon zich naar het oordeel van de kantonrechter laten vervangen door een ander en heeft dat in de praktijk ook gedaan door [naam] ook ritten te laten rijden. Ook het feit dat [de chauffeur] via een whatsapp bericht van 18 maart 2024 liet weten niet meer te zullen komen werken, wijst er naar het oordeel van de kantonrechter op dat [de chauffeur] de vrijheid had om opdrachten al of niet te accepteren.
6.19.
Ook het feit dat [de chauffeur] vanuit zijn eenmanszaak een factuur heeft gestuurd voor zijn werkzaamheden en het overeengekomen bedrag per uur heeft vermeerderd met btw past niet binnen het kader van een arbeidsovereenkomst. Daarbij geldt dat er een groot verschil is in beloning tussen de werknemers van [de werkgever] . en de beloning van [de chauffeur] : de werknemers ontvangen maar liefst 9 euro per uur minder.
6.20.
Ook een gezagsverhouding ontbreekt naar het oordeel van de kantonrechter. Volgens de eigen stellingen van [de chauffeur] heeft [naam] en niet [de werkgever] . hem ingewerkt en laten zien wat de werkzaamheden inhielden. Het op eigen initiatief betrekken van een derde voor uitleg over de wijze van uitvoeren van werkzaamheden past niet binnen een gezagsrelatie tussen en werknemer en werkgever. Ook de stelling van [de chauffeur] in de conclusie van antwoord in reconventie
(“Hij verricht louter chauffeurswerkzaamheden aan wie hem daarvoor inhuurt”)wijst op zelfstandigheid van [de chauffeur] .
6.21.
[de chauffeur] stelt dat hij zijn eenmanszaak [eenmanszaak ] niet (meer) gebruikt. De registratie kwam van pas toen [de werkgever] . volgens [de chauffeur] aandrong op een factuur, toen kon hij de gegevens van [eenmanszaak ] gebruiken. Deze stelling strookt niet met het feit dat [de chauffeur] de factuur van Fast Assistance op naam van [eenmanszaak ] heeft laten stellen. Dit is gebeurd voordat [de werkgever] . volgens de eigen stellingen van [de chauffeur] aandrong op een factuur. Ook vóórdat [de werkgever] . zou hebben aangedrongen op een factuur heeft [de chauffeur] zijn eenmanszaak dus al ingezet. Ook dit wijst op zelfstandigheid van [de chauffeur] .
6.22.
Deze omstandigheden tezamen brengen de kantonrechter tot de conclusie dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten.
Gevolgen voor de vorderingen van [de chauffeur]
Loon
6.23.
[de chauffeur] vordert betaling van ingehouden loon van € 2.973,50 vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Omdat er geen arbeidsovereenkomst bestaat tussen partijen kunnen de vorderingen niet op die grondslag worden toegewezen.
6.24.
Inmiddels staat vast dat [de chauffeur] de werkzaamheden heeft verricht op basis van een overeenkomst van opdracht (zie 6.22). Partijen zijn het er over eens dat [de chauffeur] voor de door hem verrichte werkzaamheden recht heeft op een beloning inclusief btw van
€ 4.386,25. Hiervoor heeft [de chauffeur] ook een factuur verzonden.
6.25.
Van deze factuur heeft [de werkgever] . € 2.973,50 niet betaald. [de chauffeur] stelt dat [de werkgever] . hem dit nog moeten betalen, terwijl [de werkgever] . zich beroept op verrekening met schades aan de vrachtwagen en kosten die zij heeft moeten maken ten gevolge van het feit dat [de chauffeur] met de vrachtwagen een greppel in is gereden.
Verrekening
6.26.
De kantonrechter is van oordeel dat [de werkgever] . zich terecht op verrekening heeft beroepen, zij het dat een te hoog bedrag is verrekend.
6.27.
Het ingehouden bedrag ziet op de kosten van het takelen van de vrachtwagen uit de greppel en de kosten van herstel van de buitenspiegels. Uit een whatsappbericht van [vennoot 1] van 26 maart 2024 blijkt dat het bedrag van € 2.973,50 bestaat uit een bedrag van € 2.550,00 voor het takelen en € 423,50 (€ 350,00 + 21% btw) voor de buitenspiegels. Beide schadeposten zijn het gevolg van het voor de tweede keer in de greppel rijden van de vrachtwagen door [de chauffeur] . [de chauffeur] heeft dat niet betwist. Nu artikel 7:661 BW niet van toepassing is, geldt voor de vraag wie aansprakelijk kan worden gehouden voor deze schade de grondslag van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). [de chauffeur] heeft namelijk niet gesteld dat met [de werkgever] . de afspraak is gemaakt dat eventuele schade voor rekening van [de werkgever] . zou komen. Bij gebreke van een contractuele afspraak is het algemene leerstuk van de onrechtmatige daad van toepassing.
6.28.
Toepassing van dit leerstuk leidt ertoe dat [de chauffeur] aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade. Hij heeft schade veroorzaakt aan een vrachtwagen van [de werkgever] . Dit levert een onrechtmatige daad op. [de chauffeur] stelt in de conclusie van antwoord in reconventie dat de schade hem niet kan worden toegerekend, maar hij onderbouwt dit niet. Zonder deze nadere onderbouwing valt niet in te zien waarom de onrechtmatige daad niet aan [de chauffeur] kan worden toegerekend. [de werkgever] . heeft onweersproken gesteld dat de takelwagen breder en zwaarder is dan de vrachtwagen waarin [de chauffeur] reed. De takelwagen is er wel in geslaagd om de wagen op de smalle weg te houden. [de chauffeur] heeft gesteld dat hij voor [de werkgever] . voor het eerst werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur uitvoerde, daarvoor had hij nog geen rijbewijs C. Onervarenheid is echter een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
6.29.
Uit de door [de werkgever] . in het geding gebrachte facturen blijkt echter dat de kosten van het takelen € 2.540,00 exclusief btw bedroegen. Dit bedrag is ook genoemd in de conclusie van antwoord. De factuur van [bedrijf 2] voor het vervangen van de buitenspiegels vermeldt een bedrag van € 209,00 exclusief btw. Beide bedragen samen komen uit op een bedrag van € 2.749,00. [de werkgever] . heeft dan ook € 224,50 te veel verrekend. Dit bedrag is toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is ook toewijsbaar.
6.30.
[de chauffeur] vordert ook betaling door [de werkgever] . van het bedrag van € 1.500,00 dat hij aan Fast Assistance heeft betaald. Deze kosten zijn gemaakt toen [de chauffeur] voor het eerst in de greppel belandde met de vrachtwagen en daar uit getakeld moest worden. Voor deze kosten geldt hetzelfde als hiervoor overwogen. Deze kosten blijven bij gebreke van een andersluidende onderlinge afspraak op grond van onrechtmatige daad voor rekening van [de chauffeur] .
6.31.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, gelet op het feit dat het overgrote deel van de vordering van [de chauffeur] niet toewijsbaar is.
Proceskosten
6.32.
[de chauffeur] krijgt ongelijk wat betreft zijn standpunt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en krijgt slechts een fractie van zijn vordering toegewezen. [de chauffeur] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de werkgever] . worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
Ten aanzien van de vorderingen van [de werkgever] . (reconventie)
6.33.
[de werkgever] . vordert op haar beurt vergoeding van een bedrag van € 10.144,25. In 5.2 is opgesomd uit welke posten deze vordering is opgebouwd. De kantonrechter overweegt als volgt.
Kosten van het takelen en van vervanging buitenspiegels
6.34.
Uit de overwegingen in conventie (zie 6.27 en 6.28) volgt dat [de chauffeur] de kosten voor de eerste keer takelen uit de greppel en het vervangen van de buitenspiegels moet betalen. Het gaat om een bedrag van in totaal € 2.749,00 (€ 2.540,00 + 209,00). Dit bedrag is echter al door verrekening voldaan door [de chauffeur] . De vordering is door verrekening teniet gegaan, zodat er geen grond bestaat dit bedrag in reconventie toe te wijzen.
Kosten vervangen koppeling en vervoer vrachtwagen
6.35.
[de werkgever] . stelt dat de koppeling van de vrachtwagen moest worden vervangen als gevolg van het ongeval. Op de zitting heeft [vennoot 1] aangegeven dat de koppeling kapot is gegaan doordat [de chauffeur] gas is blijven geven terwijl hij met de vrachtwagen in de greppel vast zat. De vrachtwagen moest met een dieplader worden vervoerd om de koppeling te kunnen vervangen.
6.36.
[de chauffeur] heeft het causaal verband tussen het ongeval en deze schade betwist. Hij heeft op de zitting aangegeven dat hij inderdaad gas heeft gegeven toen hij in de greppel vast zat, om te proberen de vrachtwagen in beweging te krijgen. Hij betwist dat de koppeling daardoor stuk kan zijn gegaan. Een vrachtwagen trekt veel gewicht op een dag, [de chauffeur] kan zich niet voorstellen dat de koppeling kapot kan gaan door gas te geven. [de chauffeur] heeft aangevoerd dat de koppeling vervangen moest worden als gevolg van slijtage.
6.37.
De kantonrechter is van oordeel dat [de werkgever] . gelet op het verhaal van [de chauffeur] onvoldoende onderbouwd heeft aangegeven dat de schade wel het gevolg moet zijn van het ongeval. [de werkgever] . heeft haar standpunt bijvoorbeeld niet onderbouwd met een verklaring van de garage. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien dat een koppeling zodanig beschadigd kan raken dat deze moet worden vervangen door het enkel gas geven terwijl de vrachtwagen vast zit. De vordering wordt afgewezen.
Schade herstel buitenkant vrachtwagen
6.38.
[de werkgever] . stelt dat de vrachtwagen door de beide ongevallen aanzienlijke schade aan de buitenkant heeft opgelopen. Er is sprake van krassen in de lak en schade aan de kappen, bumpers en hoeklijsten. [de werkgever] . heeft een offerte gevraagd voor het herstellen van deze schade. Die offerte komt uit op een bedrag van € 3.850,00 exclusief btw.
6.39.
[de chauffeur] betwist dat de schade, als daar al sprake van is, is veroorzaakt doordat hij tweemaal in de greppel terecht is gekomen met de vrachtwagen. De vrachtwagens van [de werkgever] . werden volgens hem slecht onderhouden en zagen er versleten uit. De gestelde krassen en andere schade kan dan ook zeer goed al voor de ongevallen aanwezig zijn geweest. Bovendien heeft [de werkgever] . alleen maar een offerte opgevraagd en is er geen sprake van schadeherstel geweest.
6.40.
De kantonrechter overweegt dat het feit dat de gestelde schade niet is hersteld, niet maakt dat er geen sprake kan zijn van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. In dit geval is de kantonrechter echter niet overtuigd dat de gestelde schade veroorzaakt is door de ongevallen. Het causaal verband is onvoldoende onderbouwd door [de werkgever] . De vordering wordt afgewezen.
De boete en verhoging
6.41.
[de werkgever] . heeft een boete ontvangen voor een bedrag van € 245,10. Volgens [de werkgever] . reed [de chauffeur] op de datum van de geconstateerde overtreding in de vrachtwagen waarvoor de boete is uitgeschreven. Dat blijkt uit de ritlijst waar [de werkgever] . over beschikt. [vennoot 1] heeft op de zitting aangegeven dat de betreffende boete op 21 juni 2024 per whatsapp aan [de chauffeur] is toegezonden. Omdat [de chauffeur] de boete niet heeft betaald, is die op 26 augustus 2024 verhoogd tot een bedrag van € 546,17.
6.42.
[de chauffeur] betwist de boete verschuldigd te zijn. Hij kan zich niet herinneren dat hij op 8 maart 2024 heeft gewerkt en betwist ook in de desbetreffende vrachtwagen te hebben gereden. [de chauffeur] betwist de boete te hebben ontvangen.
6.43.
De kantonrechter overweegt dat uit de in het geding gebrachte whatsapp berichten blijkt dat [vennoot 1] [de chauffeur] op 7 maart 2024 gevraagd heeft om de volgende dag te werken:
“Morgen starttijd om 6:30”. [de chauffeur] heeft daarop akkoord gegeven. De kantonrechter heeft [de chauffeur] dit tijdens de zitting voorgehouden, waarop [de chauffeur] aangaf dat het zou kunnen dat hij wel gewerkt heeft. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat [de chauffeur] wel gereden heeft voor [de werkgever] . op 8 maart 2024.
6.44.
Gelet op de betwisting door [de chauffeur] staat daarmee echter nog niet vast dat hij in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] heeft gereden die dag. Ook staat niet vast dat [de chauffeur] de betreffende boete heeft ontvangen, nu [de werkgever] . het whatsappbericht van 21 juni 2024 niet in het geding heeft gebracht.
6.45.
[de werkgever] . heeft een bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter draagt [de werkgever] . op te bewijzen dat [de chauffeur] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] heeft gereden en dat de boetebeschikking via whatsapp aan [de chauffeur] toegezonden is.
6.46.
Als [de werkgever] . in de bewijsopdracht slaagt, is de vordering toewijsbaar. [de chauffeur] heeft ook niet betwist dat als hij de boete heeft veroorzaakt, hij deze dient te betalen. Als [de werkgever] . niet in de bewijsopdracht slaagt, is de vordering niet toewijsbaar.
6.47.
De beslissing in reconventie wordt in afwachting van de uitkomst van de bewijslevering door [de werkgever] . verder aangehouden.

7.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [de werkgever] . hoofdelijk, in die zin dat als de één heeft betaald de ander van die verplichting is bevrijd, tot betaling aan [de chauffeur] van een bedrag van € 224,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
7.2.
veroordeelt [de chauffeur] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de chauffeur] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
draagt [de werkgever] . op te bewijzen dat [de chauffeur] op 8 maart 2024 in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] heeft gereden en dat de boetebeschikking via whatsapp aan [de chauffeur] toegezonden is,
7.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 december 2024voor uitlating door [de werkgever] . of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
7.7.
bepaalt dat, als [de werkgever] . geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, [de werkgever] . die stukken dan direct in het geding moet brengen,
7.8.
bepaalt dat, als [de werkgever] .
getuigenwil laten horen, [de werkgever] . de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
januaritot en met
april 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
7.9.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Tilman-Knoester, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
7.10.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
7.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.