ECLI:NL:RBZWB:2024:8340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/02/419797 / FARK 24-1023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Jansen
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omgangsregeling en gezag in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen een man en een vrouw over de omgangsregeling en het gezag over hun minderjarige kind. De man verzocht om wijziging van de omgangsregeling, zodat hun kind voortaan elke week van maandagochtend tot woensdagochtend bij hem zou verblijven, en om gezamenlijk gezag. De vrouw verzocht om afwijzing van deze verzoeken en om te bepalen dat de man niet aanwezig zou zijn bij voetbaltrainingen en wedstrijden van het kind op de dagen dat het kind bij haar verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn ten opzichte van eerdere beschikkingen, en dat de communicatie tussen de ouders nog steeds problematisch is. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft wel een wijziging in de omgangsregeling goedgekeurd, waarbij de reguliere omgang tussen de man en het kind nu start op vrijdag uit school, met uitzondering van de vrijdag voor de zomervakantie, waarbij de omgang om 17:00 uur begint. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de man te verbieden bij voetbaltrainingen en wedstrijden aanwezig te zijn afgewezen, omdat dit niet in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419797 / FA RK 24-1023
datum uitspraak: 10 oktober 2024
Nadere beschikking van de meervoudige kamer
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren in Breda,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H.J.P.M. van Berckel-van der Rijken in Breda.
over de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- de beschikking van de rechtbank van 11 juli 2024 en alle daarin vermelde stukken.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak stond gepland op 25 juni 2024. Deze mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden in verband met een verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer bij voormelde beschikking.
Het kindgesprek dat met [minderjarige] op 19 juni 2024 stond gepland is wel door gegaan. Tijdens dit gesprek is [minderjarige] naar zijn mening gevraagd.
1.3
Op 12 september 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was een medewerkster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.3
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.4
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.5
Vanaf 2014 hebben er meerdere procedures tussen partijen bij deze rechtbank en het Hof Den Bosch plaatsgevonden over onder meer het gezag, de omgang en de informatieregeling. Daarbij is de Raad verschillende malen opgedragen om onderzoek te verrichten.
Bij (de laatste) beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 is de beschikking van deze rechtbank van 9 mei 2018 bekrachtigd voor wat betreft de afwijzing van het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag en vernietigd voor wat betreft de daarin bepaalde informatieregeling en heeft het Hof Den Bosch, in zoverre opnieuw rechtdoende, bepaald dat de vrouw één keer in de zes weken de man dient te informeren over belangrijke aangelegenheden in het leven van [minderjarige] , zoals onder meer school, vrijetijdsbesteding en gezondheid.
Daarnaast heeft het Hof Den Bosch de beschikking van deze rechtbank van
12 februari 2019 voor wat betreft de omgang tussen de man en [minderjarige] vernietigd, en in zoverre opnieuw rechtdoende (onder wijziging van de beschikking van het Hof Den Bosch van 11 mei 2017 en voor zover nodig de beschikking van deze rechtbank van 19 mei 2016 voor zover het betreft de tussen de man en [minderjarige] bepaalde omgangsregeling), bepaald dat de man en [minderjarige] omgang met elkaar hebben:
- iedere dinsdag na school tot woensdag aanvang school, waarbij de man [minderjarige] op dinsdag op school ophaalt en hem woensdagochtend weer terug brengt naar school. Mocht er op een van deze dagen een studiedag zijn of een andere reden (met uitzondering van de vakanties) waarom [minderjarige] op dinsdag en/of woensdag niet naar school hoeft/gaat, dan geldt dezelfde omgangsregeling met dezelfde tijden. Het enige verschil is dan dat de man [minderjarige] niet ophaalt bij/terugbrengt naar school, maar dat het wisselmoment zal plaatsvinden bij de vrouw;
- eenmaal per twee weken van vrijdag tot maandagochtend, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag ophaalt om 18:30 uur. Op dit moment is [minderjarige] bij de judo en kan de man hem daar om 18:30 uur ophalen. Ook wanneer er iets wijzigt bij de judo (bijvoorbeeld andere judotijden of [minderjarige] stopt met judo), start het omgangsweekend van de man met [minderjarige] op vrijdag om 18:30 uur. [minderjarige] verblijft tot maandagochtend bij de man. Indien [minderjarige] op maandag naar school moet, brengt de man [minderjarige] naar school. Indien er op maandag geen school is, dan zorgt de man ervoor dat [minderjarige] om 9:00 uur bij de vrouw is.
Ook heeft het Hof Den Bosch een regeling voor de vakanties, feestdagen en verjaardagen bepaald, inhoudende dat:
- wat betreft de zomervakantie: [minderjarige] de eerste drie weken bij de man verblijft en de laatste drie weken bij de vrouw. Concreet houdt dit in dat dat de man [minderjarige] op de laatste schooldag op vrijdag om 17:00 uur bij de vrouw ophaalt, waarna [minderjarige] bij de man verblijft en het wisselmoment plaats vindt in de derde vakantieweek op zaterdag. De man zorgt dat [minderjarige] om 16:00 uur bij de vrouw is, waarna [minderjarige] bij de vrouw verblijft tot maandagochtend aanvang eerste schooldag, waarna de reguliere omgangsregeling weer wordt gevolgd;
- wat betreft de herfstvakantie: [minderjarige] in de oneven jaren bij de man verblijft en de even jaren bij de vrouw, waarbij de herfstvakantie aanvangt op maandag 9:00 uur en loopt tot vrijdag 18:30 uur;
- wat betreft de kerstvakantie: [minderjarige] in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de man verblijft en de tweede week bij de vrouw en in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, waarbij de kerstvakantie zowel in de eerste als in de tweede week aanvangt op maandag om 9:00 uur en loopt tot vrijdag 18:30 uur;
- wat betreft de carnavalsvakantie/voorjaarsvakantie: [minderjarige] in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw verblijft, waarbij de carnavalsvakantie/voorjaarsvakantie aanvangt op maandag om 9:00 uur en loopt tot vrijdag 18:30 uur;
- wat betreft de meivakantie: [minderjarige] in de oneven jaren de eerste week van de meivakantie bij de man en de tweede week bij de vrouw verblijft en in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man verblijft, waarbij de meivakantie zowel in de eerste als in de tweede week aanvangt op maandag om 9:00 uur en loopt tot vrijdag 18:30 uur;
- wat betreft Pasen en Pinksteren: het schema (en de tijden) van de reguliere omgangsregeling wordt gevolgd, met dien verstande echter dat indien [minderjarige] dan bij de man verblijft, het wisselmoment niet op de maandagochtend plaatsvindt maar op dinsdagochtend, waarbij de man [minderjarige] op dinsdagochtend naar school brengt. Indien er op dinsdag geen school is, dan zorgt de man er voor dat [minderjarige] om 9:00 uur bij de vrouw is;
- wat betreft overige feestdagen en verjaardagen: de reguliere omgangsregeling en/of vakantieregeling wordt gevolgd.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de omgangsregeling zoals vastgesteld bij beschikking van het Hhof Den Bosch van 19 augustus 2021 te wijzigen, in die zin dat:
- wat betreft de
reguliere omgangsregeling:
* [minderjarige] voortaan iedere week van maandagochtend 9:00 uur tot woensdagochtend 9:00 uur bij de man zal verblijven;
* [minderjarige] voortaan iedere woensdag van 9:00 uur tot vrijdagochtend 9:00 uur bij de vrouw zal verblijven;
* [minderjarige] in de oneven weekenden van vrijdag 9:00 uur tot maandag 9:00 uur bij de man zal verblijven;
* [minderjarige] in de even weekenden van vrijdag 9:00 uur tot maandag 9:00 uur bij de vrouw zal verblijven,
- wat betreft de
zomervakantie:
* [minderjarige] het ene jaar de eerste drie weken vanaf maandag 9:00 uur bij de man verblijft en de laatste drie weken vanaf maandag 9:00 uur bij de vrouw (tot [minderjarige] weer naar school gaat), en het andere jaar de eerste drie weken vanaf maandag 9:00 uur bij de vrouw en de laatste drie weken vanaf maandag 9:00 uur bij de man (tot [minderjarige] maandag weer naar school gaat);
II. de man samen met de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
III. een consultatieregeling te bepalen inhoudende dat de vrouw vooraf tijdig (dat wil zeggen minimaal een week van te voren dan wel bij een spoedsituatie zo snel mogelijk) met de man overleg zal plegen inzake belangrijke beslissingen voor [minderjarige] , zoals schoolkeuze, verhuizing, sport en vrijetijdsbesteding en medische ingrepen en behandelingen (waaronder dokter- en tandartsbezoeken);
IV. de man voorwaardelijk (voor zover hij met het gezamenlijk gezag wordt belast) vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort,
kosten rechtens.
3.2
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw de rechtbank om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar, te bepalen dat de man niet aanwezig zal zijn bij voetbaltrainingen en wedstrijden en andere vrijetijdsbestedingen van [minderjarige] op de dagen dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft en hij vanuit haar naar voetbal (dan wel een andere sportactiviteit) gaat.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man wordt aangevoerd dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag en de omgang tussen hem en [minderjarige] rechtvaardigt. [minderjarige] is ouder geworden en zit inmiddels in groep 8 van de basisschool. Er zijn drie jaren verstreken na de laatste beschikking van het Hof Den Bosch van
19 augustus 2021. Daarnaast is de communicatie tussen partijen, hoewel nog steeds niet optimaal, enigszins verbeterd. Partijen lijken hun wijze van communicatie in zekere zin te hebben geaccepteerd en daarin hun weg te hebben gevonden.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de reguliere omgangsregeling wijzigt. De huidige reguliere omgangsregeling kent meerdere wisselmomenten. Indien de regeling wijzigt zoals verzocht wordt [minderjarige] met één wisselmoment minder geconfronteerd. Daarnaast brengt de wijziging met zich dat [minderjarige] bij zijn beide ouders langer aaneengesloten kan verblijven. Dit zal voor hem meer rust brengen. Ook geeft [minderjarige] zelf aan meer bij de man te willen zijn. Belangrijk is dat [minderjarige] en de man invulling kunnen geven aan de goede band die zij samen hebben. Daarnaast begeleidt de man [minderjarige] veel bij zijn huiswerk. Volgend jaar gaat [minderjarige] naar de middelbare school waar hij meer huiswerk zal krijgen. Ook dit maakt dat een langer verblijf van [minderjarige] bij de man in zijn belang is; de man kan [minderjarige] helpen bij zijn huiswerk en de man neemt hiervoor, in tegenstelling tot de vrouw, wel de tijd. Bovendien is het uitgangspunt van de wetgever een gelijkwaardige verdeling in de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders. Hierop dient dan ook, waar mogelijk, ingezet te worden.
Daarnaast acht de man een wijziging van de regeling van de zomervakantie zoals door hem verzocht aangewezen in verband met de praktische problemen die de man ten aanzien van deze regeling ervaart met betrekking tot zijn werk. De man is zelfstandige en werkt in de bouw. Hij kan zijn werk zelf indelen, maar dit neemt niet weg dat ook hij te maken heeft met de bouwvakantie, die vaak in week 3, 4 en 5 van de zomervakantie valt, en waarbij het werk in de bouw nagenoeg stil ligt. Nu [minderjarige] telkens de eerste drie weken van de zomervakantie bij hem verblijft betekent dit dat de man elk jaar vijf weken aan werk en daarmee inkomsten in de zomervakantie mist. De man vindt het eerlijker als hierin de lasten gelijk worden verdeeld. Daar komt bij dat de man betwijfelt of het bedrijf waar de vrouw werkt in de zomervakantie in week 4 en 5 gesloten is. In een wijziging van de wisseldag van de zaterdag naar de maandag met betrekking tot de zomervakantie voorziet de man voorts geen problemen voor de vrouw. De vrouw stelt weliswaar dat het verkeer op de weg naar Polen in de weekenden rustiger is, maar de man heeft hiermee geheel andere ervaringen. Ook op de maandag is het in de zomervakantie rustig met het verkeer op de weg. Bovendien zal het wijzigen van de wisseldag van zaterdag naar de maandag [minderjarige] meer rust geven.
Ook is de man van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij samen met de vrouw belast wordt met het gezag over [minderjarige] . Dit zodat de man in de nog te nemen beslissingen met betrekking tot [minderjarige] een gelijkwaardige rol als vader heeft. Er is volgens de man niet langer sprake van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zou raken tussen partijen bij een gezamenlijke gezagsuitoefening. Evenmin is er sprake van het anderszins criterium.
Gezamenlijk gezag zou tot gevolg hebben dat de schoolkeuze voor de middelbare school van [minderjarige] in samenspraak tussen partijen en [minderjarige] genomen moet worden, hetgeen in het belang van [minderjarige] is. De man heeft namelijk het idee dat de vrouw [minderjarige] niet vrij laat in zijn keuze, maar hem oplegt om naar de middelbare school te gaan waar ook haar oudste dochter op heeft gezeten. [minderjarige] heeft in de schoolkeuze voor de middelbare school een belangrijke stem, en in geval van gezamenlijk gezag kan de man deze stem van [minderjarige] beter laten gelden.
Daarnaast heeft de man in de afgelopen jaren gemerkt dat het eenhoofdig gezag van de vrouw een averechts effect heeft. De vrouw heeft er namelijk belang bij om niet te werken aan een verbetering van de communicatie met de man om zo het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te behouden. Het eenhoofdig gezag van de vrouw heeft dan ook meer kwaad dan goed gedaan, temeer nu de vrouw meerdere malen belangrijke informatie met betrekking tot [minderjarige] heeft achterhouden en niet heeft gedeeld met de man, terwijl de man deze informatie niet krijgt van de betreffende instanties omdat hij niet met het gezag is belast. Dit heeft zowel de man als [minderjarige] verschillende keren in vervelende posities geplaatst, zoals ten aanzien van school, bezoeken aan de dokter en een vaccinatie van [minderjarige] . [minderjarige] heeft hieronder geleden. Daarbij wijst de man nog op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533), waaruit volgt dat het ontbreken van een goede communicatie tussen ouders niet perse een reden hoeft te vormen om het gezamenlijk gezag af te wijzen. De opstelling en houding van de vrouw maken juist dat het belang van [minderjarige] gediend is bij gezamenlijk gezag. Partijen beschikken in dat geval onafhankelijk van elkaar over dezelfde informatie. Bovendien komt hiermee de machtspositie die de vrouw zich inmiddels heeft toegeëigend ten opzichte van de man te vervallen. In het geval het partijen niet zou lukken om gezamenlijke beslissingen met betrekking tot [minderjarige] te nemen, kunnen partijen een beroep doen op de rechtbank als onafhankelijke derde om een knoop door te hakken.
Voor zover het verzoek tot gezamenlijk gezag zou worden afgewezen, dient volgens de man een consultatieregeling te worden vastgesteld. Ondanks dat bij de beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 een informatieregeling is vastgesteld, blijft de man er tegen aan lopen dat de vrouw hem niet consulteert, maar enkel zaken meedeelt. De man wil als ouder graag betrokken worden bij de beslissingen die over [minderjarige] genomen moeten worden.
Voor zover het verzoek tot gezamenlijk gezag zou worden toegewezen, acht de man het aangewezen dat aan hem vervangende toestemming wordt verleend voor het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] . De man heeft namelijk voorafgaand aan een vakantie samen met [minderjarige] regelmatig discussie met de vrouw gehad over de afgifte van de identiteitskaart van [minderjarige] aan hem. Deze discussies moeten stoppen. Op het moment dat de man beschikt over een paspoort van [minderjarige] kan de identiteitskaart van [minderjarige] in het bezit van de vrouw blijven.
De man kan zich voorts niet verenigen met het verzoek van de vrouw om te bepalen dat hij niet aanwezig mag zijn bij voetbaltrainingen en wedstrijden van [minderjarige] op de dagen dat [minderjarige] bij de vrouw is. De man woont naast de club en werkt als vrijwilliger bij de huidige voetbalvereniging. Hij is op dit moment geen trainer, maar treedt soms wel op als wedstrijdleider. Ook voetbalt de zoon van zijn partner bij dezelfde voetbalvereniging als [minderjarige] . De man is daarom vaak aanwezig op de voetbalvereniging en daardoor ook bij voetbalwedstrijden van [minderjarige] . De man zoekt de vrouw tijdens de wedstrijden niet op. Hij laat haar vrij en geeft haar de ruimte. Het is juist de vrouw die het contact opzoekt, onder meer met de partner van de man. Dit verloopt goed en van onderlinge spanningen en onrust is geen sprake.
4.2
Door en namens de vrouw wordt naar voren gebracht dat de relatie tussen partijen zeer onstabiel was. Al voordat de vrouw zwanger bleek, wilde zij de relatie met de man beëindigen. De man wilde dat de vrouw de zwangerschap beëindigde en gedroeg zich agressief tegen de vrouw. Toen [minderjarige] acht weken oud was heeft zich een geweldsincident voorgedaan, waarbij de vrouw door de man is mishandeld. Tijdens de relatie kwamen vaker geweldsincidenten voor en moest regelmatig de politie worden gebeld. Aan de man is destijds een contactverbod opgelegd en het contact tussen de man en [minderjarige] is langzaam opgebouwd.
Sinds het uiteengaan van partijen zijn er vele procedures tussen partijen bij de rechtbank en het Hof Den Bosch gevoerd, welke procedures keer op keer aanhangig zijn gemaakt door de man. Steeds gingen de procedures over het gezamenlijk gezag en over de omgang. Ook is er sprake geweest van een ondertoezichtstelling. In de laatste beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 heeft het Hof zich uitvoerig uitgelaten over de omgang en het gezag. Desondanks is de man wederom een procedure gestart. Dit is voor de vrouw onbegrijpelijk, zeker omdat er twee onderzoeksrapporten van de Raad liggen van 15 februari 2020 en 31 mei 2021. Op basis van deze rapporten hebben de rechtbank en het Hof Den Bosch bij herhaling geconcludeerd dat het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag moet worden afgewezen. Ook de omgangsregeling die de man thans verzoekt, en die neer komt op een co-ouderschapsregeling, wordt niet haalbaar geacht.
Volgens de vrouw is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag en de omgang tussen de man en [minderjarige] rechtvaardigt. [minderjarige] is sinds de laatste beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 ouder geworden, maar de situatie tussen partijen is geenszins veranderd. Nog altijd is het contact tussen partijen zeer moeizaam. Om gedoe te voorkomen reageert de vrouw niet dan wel nog slechts minimaal op de vele (en soms ellenlange) Whatsapp berichten van de man. Dit betekent echter niet dat de onderlinge communicatie is verbeterd; van een goede onderlinge communicatie was en is nog steeds geen sprake.
Het is voor de vrouw ook niet te doen om adequaat met de man te communiceren. De man is erg bepalend en dwingend en kan geen nee horen. Daarnaast beschikt de vrouw over documenten waaruit blijkt dat de man zich manipulerend opstelt richting [minderjarige] . Op deze wijze wordt [minderjarige] tussen partijen in geplaatst. Deze positie is absoluut niet prettig voor [minderjarige] . Ook hebben partijen een geheel andere visie op de verzorging van [minderjarige] , die inmiddels in groep 8 zit. Zo behandelt de man [minderjarige] als een klein kind (de man droeg [minderjarige] tot voor kort naar school en laat [minderjarige] bij hem in bed slapen), en is de man – geheel tegen de visie van de vrouw in – van mening dat [minderjarige] geen zonnebrand hoeft te gebruiken en in de ochtend zijn tanden niet hoeft te poetsen. Deze zaken bespreekt de vrouw bewust niet met de man. De gemoederen tussen partijen lopen namelijk erg hoog op als de vrouw dit aan de orde zou stellen bij de man. Dit maakt dat het voor de vrouw onmogelijk is om het gezag over [minderjarige] samen met de man uit te oefenen. Er is geen goede basis tussen partijen om samen het gezag uit te oefenen. Te nemen beslissingen zullen bovendien stagneren bij gezamenlijk gezag.
Het contact tussen partijen verloopt zodanig moeizaam dat het evenmin in het belang van [minderjarige] is om de reguliere omgangsregeling te wijzigen naar een regeling zoals door de man verzocht, waarbij [minderjarige] de helft van de week bij de man verblijft. Dit vraagt immers om een goed onderling overleg tussen partijen, hetgeen partijen niet lukt. Daarnaast komt [minderjarige] als een heel ander kind terug als hij bij de man is geweest. Ook dit maakt dat een wijziging van de reguliere omgangsregeling volgens de vrouw, ook al geeft [minderjarige] aan meer bij de man te willen zijn, niet in het belang van [minderjarige] is. Wel zou de vrouw, om [minderjarige] enigszins tegemoet te komen, kunnen instemmen met een kleine uitbreiding van de regeling, waarbij [minderjarige] om de week op vrijdagmiddag vanuit school naar de man gaat in plaats van het huidige tijdstip van 18:30 uur. Uitzondering daarop is de vrijdag voor de zomervakantie, waarbij de overdracht op die dag is bepaald op 17:00 uur hetgeen de vrouw graag zo wil houden.
Voor de vrouw is het voorts onduidelijk waarom de man de vakantieregeling ten aanzien van de zomervakantie wil veranderen. De vrouw ziet ook geen heil in die verandering. De regeling verloopt prima, waarbij partijen weten waaraan zij toe zijn. Bovendien stelt de huidige regeling, waarbij de wisseldag op de zaterdag is, de vrouw in staat om op zondag in de zomervakantie naar Polen te vertrekken voor de weken dat [minderjarige] bij haar is. Algemeen bekend is dat het op zondag rustiger is op de weg dan op een doordeweekse dag, alleen al omdat er minder vrachtwagens rijden. De vrouw wil dan ook graag blijven vasthouden aan de zaterdag als wisseldag in de zomervakantie in plaats van de door de man voorgestelde maandag als wisseldag. Daarnaast past de huidige vakantieregeling goed in de algemene vakantieplanning van de vrouw en haar nieuwe partner en is de regeling passend met de jaarlijkse sluiting van het bedrijf waar de vrouw werkt in week 4 en 5 in de zomervakantie.
Evenmin kan de vrouw instemmen met het verzoek van de man tot het vaststellen van een consultatieregeling. De vrouw bericht de man reeds uit eigen beweging over zaken die [minderjarige] aan gaan. Ook informeert de vrouw de man conform de beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 over zaken die [minderjarige] aangaan; aan deze regeling wordt uitvoering gegeven. Dit zijn mededelingen van praktische aard, zoals school of medische zaken. Over de voetbal weet de man alles al; de man is nauw bij het team van [minderjarige] betrokken en zit in de voetbalapp. Ook over de school is de man volledig op de hoogte. Hij krijgt een kopie van het rapport van [minderjarige] en zit in de [ouderapp] en in de klassenapp. Consultatie moet vermeden worden. Het voeren van nader overleg tussen partijen zal volstrekt niets brengen. Integendeel, het zal alleen maar tot meer discussies tussen partijen leiden en de strijd doen oplaaien. Daarmee is het belang van [minderjarige] geenszins gediend.
De vrouw is verder van mening dat de man, behalve voor een vakantiereis samen met [minderjarige] naar het buitenland, geen identiteitsbewijs of paspoort van [minderjarige] in eigen beheer nodig heeft. De vrouw heeft tot op heden de identiteitskaart van [minderjarige] aan de man mee gegeven voor dergelijke vakanties. Bovendien heeft een kind vanaf veertien jaar pas de verplichting om zich te kunnen identificeren. Dit speelt ten aanzien van [minderjarige] , gezien zijn huidige leeftijd, nog niet. Het voorwaardelijk verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] is volgens de vrouw dan ook overbodig.
Op de dagen dat [minderjarige] bij de vrouw is gaat [minderjarige] vanzelfsprekend ook naar voetbaltrainingen en wedstrijden. De man verschijnt daar altijd en volgens de vrouw brengt de man haar en [minderjarige] met name tijdens de voetbalwedstrijden, die de vrouw in tegenstelling tot de voetbaltrainingen wel bezoekt, in een lastige positie. [minderjarige] komt in een loyaliteitsconflict omdat hij moet kiezen tussen zijn vader en zijn moeder. Bij eerdere mondelinge behandeling in het kader van de gevoerde procedures is hieraan al aandacht besteed en heeft de rechtbank, onder meer bij beschikking van 12 februari 2019, de man verzocht weg te blijven bij voetbal en andere momenten op de dagen dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft. Helaas wordt daar vanuit de man geen gehoor aan gegeven. De man weet dat de vrouw niet met hem geconfronteerd wil worden. Hij weet ook dat de vrouw niet naar de voetbalwedstrijd van [minderjarige] komt kijken als de man aanwezig is. Desondanks doet de man hierin niet een stap terug. De vrouw vindt dat erg jammer omdat zij ook betrokken wil zijn bij hobby’s van [minderjarige] . Reden waarom de vrouw de rechtbank verzoekt hierover een beslissing te nemen.
4.3
De medewerkster van de Raad heeft aangevoerd dat er uitgebreide raadsrapporten liggen, waarbij in het laatste raadsrapport van 31 mei 2021 als volgt is geadviseerd: behouden van eenhoofdig gezag door de vrouw en het vaststellen van een reguliere omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] (niet zijnde een co-ouderschapsregeling) en een regeling voor vakanties, feestdagen en verjaardagen. Het Hof Den Bosch heeft deze adviezen opgevolgd (met uitzondering van het advies van de Raad om het verblijf van [minderjarige] in de zomervakantie gedurende drie weken bij de ouders jaarlijks te wisselen) en met de laatste beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 is duidelijkheid gekomen over het gezag, de omgang tussen de man en [minderjarige] alsook de informatieregeling. Dit heeft rust gebracht en daardoor kon de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden beëindigd. De huidige procedure, gestart door de man, brengt weer veel spanningen en onrust met zich. Niet alleen voor partijen, maar ook voor [minderjarige] . Ten opzichte van voormelde beschikking is gewijzigd dat [minderjarige] ouder is geworden. De Raad heeft echter geen aanwijzingen dat de situatie tussen partijen is gewijzigd, in die zin dat er sprake is van een verbetering in de communicatie en samenwerking tussen partijen. Dit maakt dat de Raad bij zijn adviezen zoals neergelegd in het raadsrapport van 3 mei 2021 blijft. De medewerkster van de Raad vraagt zich af of het vaststellen van een consultatieregeling, zoals verzocht door de man, de situatie tussen partijen zal verbeteren. De medewerkster van de Raad vreest namelijk dat met een dergelijke regeling juist meer strijd tussen partijen gaat ontstaan, gericht op de vraag of de vrouw de man wel of niet voldoende heeft geconsulteerd bij het nemen van bepaalde beslissingen. Ook acht de medewerkster van de Raad het in en in verdrietig dat partijen kennelijk niet of niet goed om kunnen gaan met elkaars aanwezigheid tijdens de voetbalwedstrijden van [minderjarige] . Dit belast [minderjarige] enorm in zijn loyaliteit naar beide ouders. Een besluit over het al dan niet aanwezig mogen zijn van de man tijdens voetbalwedstrijden in de weekenden dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft zal dit niet oplossen.

5.De beoordeling

5.1
Gezag
5.1.1
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het verzoek tot gezamenlijk gezag slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.1.2
Bij beschikking van 19 augustus 2021 heeft het Hof, daarbij het advies van de Raad volgend, het verzoek van de man om gezamenlijk met de vrouw met het gezag te worden belast afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico was dat [minderjarige] klem of verloren zou raken tussen zijn ouders en dit binnen afzienbare tijd niet anders zou worden, terwijl de afwijzing ook anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk was. Het Hof heeft daarbij overwogen dat de ouders totaal niet op één lijn zaten en niet met elkaar op een constructieve wijze over [minderjarige] konden overleggen. In de toekomst zullen aldus het Hof nog belangrijke beslissingen moeten worden genomen en naar verwachting zou gezamenlijk gezag alleen maar leiden tot meer discussies en/of conflicten, wat in het belang van [minderjarige] juist moet worden voorkomen.
5.1.3
Hoewel er inmiddels drie jaar zijn verstreken sinds de beschikking van het Hof en [minderjarige] ouder is geworden, is de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd niet gebleken van een positieve ontwikkeling in de communicatie en samenwerking tussen de ouders. Helaas is gebleken dat tussen de ouders nog altijd veel wantrouwen bestaat en dat zij tot op heden niet in staat zijn om samen afspraken te maken over [minderjarige] . Dit heeft wederom geresulteerd in een gerechtelijke procedure over onder meer de onderwerpen gezag, omgang en consultatie. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven bij zijn eerder in mei 2021 gegeven advies aan het Hof te blijven, nu er geen aanwijzingen zijn dat de situatie tussen partijen is gewijzigd, in die zin dat er sprake is van een verbetering in de communicatie en samenwerking tussen partijen.
5.1.4
Voor zover de man heeft aangevoerd dat het behouden van het eenhoofdig gezag door de vrouw meer kwaad dan goed heeft gedaan, overweegt de rechtbank dat dit de eigen beleving van de man is. De rechtbank ziet in de voorliggende stukken geen aanwijzingen dat de vrouw misbruik zou maken van het gezag in relatie tot de man. Daarbij wijst de rechtbank er verder nog op dat het Hof Den Bosch in de beschikking van 19 augustus 2021 reeds heeft overwogen dat de stelling van de man dat gezamenlijk gezag zal leiden tot gelijkwaardig ouderschap en (de kans op) gedragsverandering en positievere houding van de vrouw, slechts een verwachting is die alleen de man heeft en door de deskundigen niet wordt ondersteund. In de huidige omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Bovendien geeft de opmerking van de man dat de rechtbank als derde onafhankelijk persoon kan worden benaderd wanneer partijen een discussie hebben over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en daar samen niet aan uit komen, de rechtbank niet het vertrouwen dat partijen bij toekenning van het gezamenlijk gezag in rustiger vaarwater zullen komen. Daarbij overweegt de rechtbank ook dat tijdens de mondelinge behandeling reeds is gebleken dat de schoolkeuze van [minderjarige] weer tot discussie leidt tussen partijen met alle gevolgen voor [minderjarige] van dien.
5.1.5
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat een basis voor gezamenlijke gezagsuitoefening tussen partijen nog steeds ontbreekt. Beide afwijzingsgronden zijn nog van toepassing. Het verzoek van de man om hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag te belasten zal dan ook worden afgewezen.
5.2
Paspoort
5.2.1
Omdat het eenhoofdig gezag van de vrouw in stand blijft, komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de man om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] .
5.2.2
De rechtbank zal het (voorwaardelijk) verzoek van de man dan ook afwijzen.
5.3
Omgang
5.3.1
Nu ten aanzien van [minderjarige] geen gezamenlijk gezag tot stand komt, is artikel 1:377a van het BW van toepassing op het verzoek van de man tot wijziging van de omgangsregeling met [minderjarige] .
Op grond van artikel 1:377a van het BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en heeft de niet met het gezag belaste ouder recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op verzoek van (een van) de ouders stelt de rechter een regeling vast inzake de uitoefening van het omgangsrecht.
Op grond van artikel 1:377e van het BW kan de rechtbank op verzoek van (een van) de ouders een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen indien de omstandigheden zijn gewijzigd of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Gesteld noch gebleken is dat in de eerdere beschikking is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.
5.3.2
Om te kunnen beoordelen of de man kan worden ontvangen in zijn verzoek tot wijziging van de omgangsregeling (waaronder de vakantieregeling) zal de rechtbank dienen te beoordelen of er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de huidige omgangsregeling, zoals laatstelijk vastgelegd bij beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021, rechtvaardigt.
5.3.3
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en verwijst daarbij onder meer naar haar overwegingen onder rechtsoverweging 5.1.3 van deze beschikking, nu door de man in het kader van de omgang dezelfde gewijzigde omstandigheden zijn aangevoerd als in het kader van het gezag. De wens van de man om tot een uitbreiding van de omgangsregeling (waaronder de vakantieregeling) te komen, vormt op zich evenmin een wijziging van omstandigheden in voormelde zin. De rechtbank ziet zelfs een contra-indicatie voor een wijziging. Het Hof heeft immers in zijn beschikking tot in detail een regeling vastgelegd, met als doel om discussies tussen partijen te voorkomen en duidelijkheid te scheppen voor zowel partijen als [minderjarige] . Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de regeling wordt uitgevoerd zoals bepaald door het Hof en dat dit in enige mate rust heeft gebracht. De rechtbank acht het van groot belang dat deze rust behouden blijft.
5.3.4
Van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] rechtvaardigt, is de rechtbank dan ook niet gebleken. De rechtbank zal het verzoek van de man tot wijziging van de omgangsregeling daarom niet-ontvankelijk verklaren.
5.3.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven in te kunnen stemmen met de door de vrouw voorgestelde wijziging van het begintijdstip waarop de reguliere omgang tussen de man en [minderjarige] tweewekelijks op de vrijdag start. Nu partijen het hierover eens zijn zal de rechtbank deze wijziging wel vastleggen in deze beschikking. De reguliere omgang tussen de man en [minderjarige] zal tweewekelijks dan starten op vrijdag direct uit school met dien verstande dat de vrijdag voor de zomervakantie de omgang pas start om 17.00 uur. Dit betekent dat de beschikking van het Hof van 19 augustus 2021 slechts op dit punt wordt gewijzigd en voor het overige in stand blijft.
5.4
Consultatie
5.4.1
Ingevolge artikel 1:377b, eerste lid, van het BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.4.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat de informatieregeling, zoals bepaald door het Hof Den Bosch in de beschikking van 19 augustus 2021, door de vrouw wordt uitgevoerd. Zij informeert de man één keer in de zes weken over belangrijke aangelegenheden in het leven van [minderjarige] .
5.4.3
De rechtbank acht de verhouding tussen partijen te gespannen om naast voormelde informatieregeling, een consultatieregeling te bepalen als door de man verzocht. Nu de communicatie tussen partijen zeer moeizaam verloopt, is het niet uit te sluiten dat de situatie tussen partijen zal verslechteren wanneer de vrouw de man dient te consulteren voor zij beslissingen neemt ten aanzien van [minderjarige] . Daarbij merkt de rechtbank bovendien nog op dat de verplichting om advies te vragen geen verandering brengt in de bevoegdheid tot het nemen van de beslissing. De vrouw als gezagsouder is en blijft als enige bevoegd de desbetreffende beslissing te nemen. De rechtbank zal dan ook geen consultatieregeling vastleggen en aldus het verzoek van de man afwijzen.
5.4.4
Het vorenstaande neemt niet weg dat de vrouw de man dient te blijven informeren. Op korte termijn dient een keuze te worden gemaakt voor de middelbare school van [minderjarige] . Dit betreft een belangrijke beslissing, waarbij de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat hierover reeds spanningen tussen partijen bestaan. Dit is geenszins in het belang van [minderjarige] . Voor hem is van belang dat hij zich door zijn beide ouders gesteund gaat voelen in de door hem te maken keuze voor de middelbare school. De rechtbank verwacht daarom van partijen dat zij zich zo opstellen dat [minderjarige] zich vrij voelt om zijn eigen keuze aan te geven.
5.5
Voetbal
5.5.1
De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de man niet aanwezig zal zijn bij voetbaltrainingen en wedstrijden en andere vrijetijdsbestedingen van [minderjarige] op de dagen dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit verzoek van de vrouw op dit moment voornamelijk ziet op de voetbalwedstrijden van [minderjarige] .
5.5.2
Nog los van de vraag wat de juridische grondslag is van het verzoek van de vrouw, meent de rechtbank dat een toewijzing van dit verzoek van de vrouw niet zal bijdragen aan een rustigere opvoedsituatie voor [minderjarige] . Integendeel, de rechtbank verwacht dat in dat geval de spanningen tussen partijen alleen maar hoger op zullen lopen gezien de discussies die zij al jarenlang voeren rondom de voetbal van [minderjarige] . Bovendien kun je de aanwezigheid van de man op de voetbalvelden van de vereniging waarvan [minderjarige] nu lid is tijdens voetbalwedstrijden van [minderjarige] niet verbieden op het moment dat hij daar vrijwilligerswerk aan het verrichten is. Daarnaast zal [minderjarige] alleen maar meer worden belast wanneer hij weet dat zijn vader bij hem in de buurt is, maar het hem verboden is te komen kijken. Belangrijk is dat partijen hierin de strijdbijl gaan begraven en een volwassen houding gaan aannemen in het belang van [minderjarige] . Voor [minderjarige] is het prettig om zijn beide ouders om hem heen te kunnen hebben tijdens een wedstrijd. Het is aan de vrouw om voor zichzelf een modus te gaan vinden om met de aanwezigheid van de man tijdens een voetbalwedstrijd beter om te kunnen gaan. Het belang van [minderjarige] staat hierin voorop. Daarbij gaat de rechtbank er wel vanuit dat de man de vrouw niet zal benaderen.
5.5.3
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de vrouw worden afgewezen.
5.6
Tot slot
De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over de vele procedures die er zijn gevoerd en de strijd tussen partijen. Dit brengt veel spanningen met zich mee, waardoor [minderjarige] ernstig wordt belast. Zij hoopt dan ook dat partijen, in het belang van [minderjarige] , zullen proberen de strijd te staken.
5.7
Proceskosten
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van het Hof Den Bosch van 19 augustus 2021 – dat de tweewekelijkse omgang tussen de man en [minderjarige] van vrijdag tot maandagochtend, start op vrijdag uit school, met uitzondering van de vrijdag voor de zomervakantie waarbij als begintijdstip 17:00 uur blijft gelden
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024 door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Jansen en mr. Jurkovich, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Snatersen, de griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.