ECLI:NL:RBZWB:2024:8352
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2019 behandeld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag die op 13 april 2021 is verzonden. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De inspecteur van de belastingdienst heeft de aanslag in een verminderingsbeschikking van 25 februari 2022 verlaagd, maar zonder rechtsmiddelverwijzing, wat tot onduidelijkheid leidde over de procedurele status van de aanslag.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De belanghebbende heeft geen recht op een kostenvergoeding, omdat de inspecteur geen voor bezwaar vatbare beschikking heeft genomen. De rechtbank legt uit dat de verminderingsbeschikking niet op verzoek van de belanghebbende is gedaan, waardoor er geen bezwaarprocedure heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende geen belang heeft bij de procedure, aangezien de inspecteur ambtshalve de aanslag heeft verminderd en er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke rechtsmiddelverwijzingen in belastingbeschikkingen en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de procesgang. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het griffierecht niet wordt teruggegeven, en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.