ECLI:NL:RBZWB:2024:8378
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar motorrijtuigenbelasting
Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 februari 2024, waarbij het bezwaar tegen de rekening motorrijtuigenbelasting (MRB) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen van de rechtbank Oost-Brabant, die het had doorgezonden omdat zij niet bevoegd was. De MRB betreft de periode van 15 januari 2024 tot en met 14 april 2024.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond is en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de rekening MRB, omdat het voertuig geschorst zou zijn en het bedrag niet was betaald. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er geen bezwaar mogelijk is tegen een niet-betaalde rekening MRB. De rechtbank bevestigde deze beslissing en stelde dat de MRB op aangifte moet worden voldaan en dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor tijdige betaling.
De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van bezwaar tegen een rekening niet betekent dat er geen rechtsbescherming is. De belanghebbende kan bezwaar maken tegen de belasting op aangifte of tegen een naheffingsaanslag indien deze wordt opgelegd. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van I. Ben Avi, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.