ECLI:NL:RBZWB:2024:8408
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging aanslag erfbelasting wegens niet verleend uitstel voor aangifte
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende behandeld inzake de aanslag erfbelasting die aan hem is opgelegd na het overlijden van zijn moeder in 2019. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur van de Belastingdienst geen kenbaar uitstel heeft verleend voor het doen van aangifte erfbelasting, waardoor de aanslagtermijn niet is verlengd. De moeder van belanghebbende overleed op 16 december 2019, en de wettelijke termijn voor het opleggen van de aanslag erfbelasting eindigde op 16 december 2022. De inspecteur heeft de aanslag echter pas op 20 maart 2023 opgelegd, wat buiten de termijn valt.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitstelbrief, die aan de zus van belanghebbende was gestuurd, binnen de aanslagtermijn is verzonden. Belanghebbende heeft pas na het verstrijken van de termijn kennisgenomen van deze brief. De rechtbank vernietigt daarom de aanslag erfbelasting en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van de kenbaarheid van uitstel voor belastingplichtigen en de noodzaak voor de Belastingdienst om tijdig en duidelijk te communiceren over uitstelverzoeken. De rechtbank stelt dat zonder bewijs van verzending van de uitstelbrief, de aanslag niet kan worden gehandhaafd.