ECLI:NL:RBZWB:2024:8511
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 732.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 670.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 31 oktober 2024 de zaak behandeld, maar belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voldoende heeft onderbouwd met een taxatiematrix en dat de referentiewoningen vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De rechtbank wijst erop dat de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd en dat er geen schending van het motiveringsbeginsel is.