Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, in beroep ging tegen de beslissingen van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van de beroepen die zijn ingesteld omdat de inspecteur volgens belanghebbende niet tijdig heeft beslist op het bezwaar tegen de dwangsombeschikking van 11 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de procesgang tot nu toe in detail beschreven, waarbij belanghebbende op verschillende momenten verzoeken om ambtshalve vermindering heeft ingediend en de inspecteur in gebreke is gesteld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet in gebreke is om te beslissen op het bezwaar tegen de dwangsombeschikking, omdat de bezwaren tegen de beslissingen om ambtshalve vermindering zijn aangehouden. Hierdoor is het beroep van belanghebbende prematuur en niet-ontvankelijk.
De rechtbank wijst de verzoeken om een dwangsom af en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.