In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024, wordt het verzoek van eiser om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) afgewezen. Eiser had de VOG aangevraagd voor de functie van leerkracht, maar zijn aanvraag werd herhaaldelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op politiegegevens en justitiële gegevens die wijzen op mogelijk grensoverschrijdend gedrag jegens minderjarige kinderen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar de minister handhaafde zijn besluit, onder verwijzing naar de ernst van de beschuldigingen en het risico voor de veiligheid van kinderen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister in dit geval gerechtvaardigd was om af te wijken van zijn beleid, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de VOG niet kon worden verstrekt, en dat de politiegegevens en justitiële gegevens relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser had aangevoerd dat hij onterecht werd beschuldigd en dat er geen concrete aanwijzingen waren voor strafbaar gedrag, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de minister voldoende bewijs had om de afwijzing te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het verstrekken van VOG's, vooral in gevallen waarin de veiligheid van kwetsbare personen in het geding is.