Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Fellenoordstraat te Breda op 30 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, de officier van justitie, het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. Betrokkene voerde aan dat de pleeglocatie onjuist was vermeld en dat hij ten onrechte niet was staande gehouden. Betrokkene stelde dat de verbalisanten voldoende tijd hadden om hem staande te houden, maar dat zij dit niet deden. De kantonrechter heeft de verklaringen van de verbalisanten als onvoldoende concreet beoordeeld en vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter oordeelde dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de verbalisant niet had onderbouwd waarom er geen mogelijkheid tot staande houding was. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, zijn vernietigd. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van het betaalde bedrag van € 109,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.