Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 21 km per uur boven de toegestane snelheid op de autosnelweg A16 te Prinsenbeek op 3 juli 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de officier van justitie geen aanvullend proces-verbaal had opgevraagd, wat de zaak bemoeilijkte.
De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd en het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 23,- en een proceskostenvergoeding van € 749,50 aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.