ECLI:NL:RBZWB:2024:8639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
10905292 MB VERZ 24-82
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet verzonden eerste boetebeschikking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een Belgische inwoner, had een boete ontvangen voor het inrijden in een geslotenverklaring op de Houtmarkt in Breda op 19 juni 2022. De betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van de geslotenverklaring en dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter overwoog dat de betrokkene een tweede boete had ontvangen voor een overtreding die plaatsvond kort na de eerste boete. De kantonrechter verwees naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd vastgesteld dat de eerste boetebeschikking verzonden moet zijn voordat een volgende boete kan worden opgelegd. In dit geval was de tweede boete opgelegd voordat de eerste boetebeschikking was verzonden, wat in strijd was met het beleidskader.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boetebeschikking en droeg de officier van justitie op om het betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 749,50 bedroegen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10905292 \ MB VERZ 24-82
CJIB-nummer : 8062 5422 5063 3574
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen ism een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 19 juni 2022 om 20:39 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene komt zelf uit België, en is niet bekend in Breda. Het was voor betrokkene dan ook niet duidelijk dat hij de Houtmarkt niet in mocht rijden. Nadat betrokkene de Houtmarkt inreed, besefte hij dat dit niet was toegestaan. Betrokkene had toen echter al de sanctie met CJIB nummer:1062 5422 5063 2983 op tijdstip 20:34 ontvangen. Betrokkene is omgedraaid en passeerde hierdoor nogmaals de Houtmarkt, waarna hij deze sanctie ontving. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Deze boete had niet opgelegd mogen worden. Het beleidskader schrijft voor dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 19 juni 2022 om 20:34 uur) gedateerd. De tweede boete betreft een overtreding op 19 juni 2022 om 20:39 uur, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader.
Het beroep is dus gegrond en de boetebeschikking zal worden vernietigd.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: