Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(gemachtigde: mr. R.W.B. van Middelaar, verbonden aan Het nieuwe WOZ-bureau)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 oktober 2022, waarbij de WOZ-waarde van een woning op 1 januari 2021 was vastgesteld op € 185.000. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Tijdens de zitting op 29 november 2023 heeft de gemachtigde van de belanghebbende aangegeven dat de beroepsgronden niet meer van toepassing zijn, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Partijen zijn overeengekomen dat de heffingsambtenaar de griffierechten ter hoogte van € 49 zal vergoeden aan de belanghebbende. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere vaststelling van de WOZ-waarde en de aanslag OZB in stand blijven. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 januari 2024 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.