ECLI:NL:RBZWB:2024:8956
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door de inspecteur van de belastingdienst
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende beoordeeld. De belanghebbende had een beroep ingesteld omdat hij meende dat de inspecteur van de belastingdienst niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 19 augustus 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet sturen. De belanghebbende stelt dat hij op 21 november 2022 een ingebrekestelling naar de inspecteur heeft gestuurd, maar de inspecteur betwist deze ontvangen te hebben. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd, omdat er geen bewijs van verzending van de ingebrekestelling is. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat er geen ingebrekestelling is ingediend, wat betekent dat de inspecteur geen dwangsom verschuldigd is.
De rechtbank besluit het beroep ongegrond te verklaren en wijst het verzoek om een dwangsom af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.