ECLI:NL:RBZWB:2024:8957
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep inzake WOZ-beschikking en verzoek om dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende beoordeeld. Belanghebbende had op 5 maart 2024 verzocht om de WOZ-beschikking voor 2024 op een bepaald bedrag vast te stellen. De heffingsambtenaar heeft echter op 31 maart 2024 een hogere waarde vastgesteld. Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar niet tijdig had beslist op zijn aanvraag, wat leidde tot het indienen van een beroep op 1 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de brief van 5 maart 2024 als een aanvraag moet worden beschouwd, en dat de heffingsambtenaar met de beschikking van 31 maart 2024 op die aanvraag heeft beslist. Hierdoor is er geen sprake van niet-tijdig beslissen door het bestuursorgaan. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de aanvraag tijdig is behandeld. Tevens wordt het verzoek om een dwangsom afgewezen, aangezien de ingebrekestelling na de afgifte van de WOZ-beschikking is verzonden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.