Op 31 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/8470, BRE 24/8471 en BRE 24/8472. Deze uitspraak betreft verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers, die eerder op 13 december 2024 al een uitspraak hadden gedaan over soortgelijke verzoeken. In die eerdere uitspraak verklaarde de voorzieningenrechter zich deels onbevoegd en wees hij de verzoeken af wegens het ontbreken van spoedeisend belang. De huidige verzoekers hebben opnieuw een voorlopige voorziening gevraagd, waarbij zij stellen dat cruciale stukken ontbraken in de eerdere procedure, namelijk onrechtmatige besluiten van de SVB van 20 maart 2024. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat deze besluiten al eerder waren overgelegd en betrokken bij de eerdere overwegingen. Hij concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af en verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de geclaimde schade gerelateerd aan beslissingen van de zorgverzekeraar. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.