ECLI:NL:RBZWB:2024:9063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
C/02/427740 / KG ZA 24-506 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een camera door buren in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in Middelburg, hebben twee buren een geschil over de plaatsing van een camera door de gedaagden. De eisers, die aan de andere kant van de doodlopende straat wonen, vorderen in kort geding de verwijdering van de camera die door de gedaagden is geïnstalleerd. De eisers stellen dat de camera inbreuk maakt op hun privacy, omdat deze de openbare weg en een bijgebouw op hun terrein filmt. De eisers hebben de gedaagden tweemaal gesommeerd om de camera te verwijderen, maar zonder resultaat. De gedaagden hebben ter verdediging aangevoerd dat de camera is geplaatst ter bescherming van hun eigendommen, vooral omdat zij een Bed and Breakfast exploiteren en vaak in het buitenland verblijven. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eisers afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de camera onrechtmatig inbreuk maakt op de privacy van de eisers. De rechter oordeelde dat de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, en dat de gedaagden een gerechtvaardigd belang hebben bij de camera. De eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van de gedaagden betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/427740 / KG ZA 24-506
Vonnis in kort geding van 10 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. W.R. Aerts,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. R.A.A. Maat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
- producties 1 tot en met 3 van [gedaagden] ,
- de aanvullende productie 4 van [gedaagden] ,
- de aanvullende producties 9 en 10 van [eisers] ,
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eisers] ,
- de pleitnota van [gedaagden] .

2.De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagden] zijn (over)buren en wonen beiden aan het einde van de [straat] , een doodlopende straat, te [plaats] . De situatie tussen hen is gespannen.
2.2.
[gedaagden] heeft tegen een rij leibomen aan een paal, een paar meter voor zijn voordeur, een camera geïnstalleerd.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter [gedaagden] veroordeelt:
primair:
- de camera, bevestigd aan een paal bij de leibomen, binnen 48 uur na betekening van het vonnis, te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00,
subsidiair:
  • de camera zodanig te verplaatsen of af te schermen dat de openbare weg tussen de woningen van partijen en het terrein van [eisers] c.q. de bijwoning op het terrein van [eisers] niet wordt gefilmd en/of vastgelegd,
  • [gedaagden] te verbieden een andere of nieuwe camera te plaatsen die de openbare weg tussen de woningen van partijen en het terrein van [eisers] met het bijgebouw daarop filmt of vastlegt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00,
primair en subsidiair:
- tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eisers] stelt dat de camera van [gedaagden] de openbare weg en een bijgebouw op het terrein van [eisers] filmt. Dit blijkt uit de door hem overgelegde foto’s. [gedaagden] maakt hiermee inbreuk op het privacyrecht van [eisers] , hetgeen onrechtmatig is. [gedaagden] heeft voor deze inbreuk geen rechtvaardigingsgrond. De omgeving staat niet bekend als risicovol. De camera kan bovendien ook zodanig worden geplaatst dat de openbare weg en het bijgebouw van de woning van [eisers] niet kan worden gefilmd. [eisers] heeft [gedaagden] tweemaal tevergeefs gesommeerd de camera te verwijderen. Het voortdurend karakter van de onrechtmatige inbreuk, brengt spoedeisend belang bij de vordering mee.
3.3.
[gedaagden] heeft ter zitting verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten. Op zijn verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eisers] is erop gericht een (in de ogen van [eisers] ) onrechtmatige situatie, te weten een voortdurende inbreuk op de privacy, te beëindigen. Hieruit vloeit het spoedeisend belang voort aan de zijde van [eisers] .
4.2.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [eisers] in een eventuele bodemprocedure naar verwachting een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop een onmiddellijke voorziening getroffen moet worden. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de geplaatste camera van [gedaagden] inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eisers] en zo ja, of sprake is van een
rechtvaardigingsgrond die het onrechtmatige karakter aan de inbreuk ontneemt. Of er een rechtvaardigingsgrond is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten de ernst van de inbreuk en de belangen bij de inbreuk makende handelingen tegen elkaar worden afgewogen (ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Ook moet worden getoetst of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit (is er sprake van een redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) en subsidiariteit (is dit het minst ingrijpende middel om het doel te bereiken).
4.3.
[gedaagden] heeft als productie 2 een foto overgelegd van het beeld van de camera en heeft ter zitting livebeelden van de camera getoond, die met die foto overeenstemmen. Uit deze beelden blijkt dat er, naast (een deel van) het tuinpad en het tuinhek van [gedaagden] , niet meer dan een klein stukje van de inrit van [eisers] en een deel van de openbare weg wordt gefilmd. Dat de camera het bijgebouw op het terrein van [eisers] filmt is daarom niet aannemelijk. Niet weersproken is verder dat sprake is van een camera die alleen handmatig versteld kan worden en alleen gaat filmen op het moment dat er beweging direct voor het tuinhek van [gedaagden] gedetecteerd wordt en dan gedurende maximaal 60 seconden filmt, dat er niet kan worden ingezoomd en dat de beelden van de camera na veertien dagen worden overschreven en daarna niet meer opvraagbaar zijn. Dit betekent dat voor zover er een inbreuk is op de privacy van [eisers] die inbreuk beperkt is. [eisers] heeft nog aangevoerd dat de stand van de camera na dagvaarding door [gedaagden] is veranderd, maar dat blijkt niet uit de door [eisers] overgelegde foto’s. Er kan namelijk niet worden vastgesteld dat de foto’s vanuit een dezelfde positie zijn gemaakt. Bovendien dateert de als productie 2 overgelegde foto, blijkens de datum die erop geprint is, van voor de dagvaarding. Dat er voorheen meer gefilmd kon worden dan de livebeelden die [gedaagden] op de zitting heeft getoond, is daarom niet aannemelijk.
4.4.
[gedaagden] heeft toegelicht dat hij belang heeft bij de camera. Hij heeft die geplaatst ter bescherming van zijn eigendommen. Omdat hij vaker in het buitenland zal verblijven en in zijn woning een B&B exploiteert, wil hij bij zijn afwezigheid ook zien wie er bij hem aan de deur/ het tuinhek komt. [gedaagden] heeft daarmee een gerechtvaardigd belang bij de aanwezigheid van de camera. Dat volgens [eisers] de omgeving niet bekend staat als risicovol zodat er geen noodzaak is voor beveiliging van de eigendommen middels een camera, neemt dit belang van [gedaagden] niet weg. Bovendien staat in de door [eisers] overgelegde producties dat de politie richting [eisers] zou hebben aangegeven dat het aanbrengen van een beveiligingscamera een goede zaak is mede gelet op het buitengebied waar hij woont. Dit geldt dan ook voor [gedaagden] . Verder heeft [gedaagden] tijdens de zitting toegelicht dat hij vanwege de (deurbel)camera die [eisers] zelf aan zijn tuinhek heeft bevestigd en die (ook) op de openbare weg en het perceel van [gedaagden] is gericht, uit het oogpunt van privacybescherming de leibomen in zijn voortuin heeft geplaatst. Vanwege die (in de zomer dichtbegroeide) leibomen tussen de voorzijde van de woning en het tuinhek en de afstand van de leibomen tot het tuinhek, kan de camera volgens [gedaagden] niet op een ander plaats gemonteerd worden om aan het doel van de camera te kunnen voldoen. De camera is verder volgens [gedaagden] juist op deze hoogte en met deze (schuin naar beneden gerichte) hoek geplaatst om te voorkomen dat ook het perceel van [eisers] gefilmd zou worden. Als de camera lager wordt geplaatst - zoals [eisers] heeft voorgesteld - dan moet de camera rechter naar voren gericht worden om te kunnen zien wie er voor het tuinhek staat. Dit betekent de camera dan juist meer en beter zicht heeft op de openbare weg en het perceel van [eisers] . Deze uitleg komt de voorzieningenrechter plausibel voor.
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat de geplaatste camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en dat onvoldoende aannemelijk is dat de camera van [gedaagden] onrechtmatig inbreuk maakt op de privacy van [eisers] . Daarnaast weegt bij de beoordeling van alle omstandigheden van het geval ook mee dat [eisers] zelf een deurbelcamera aan het toegangshek naar zijn perceel heeft, die in de richting van de openbare weg en het perceel van [gedaagden] filmt. De vordering van [eisers] wordt daarom afgewezen.
4.6.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.