In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 27 maart 2023 om 11:23 uur op de Van Dishoeckstraat te Vlissingen. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar was er wel een vertegenwoordiger van de gemachtigde. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene het verkeersbord E9 niet had gepasseerd en dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene zonder professionele hulp beroep had ingesteld. De zittingsvertegenwoordiger betwistte deze claims en stelde dat de betrokkene wel degelijk het verkeersbord had gepasseerd, wat werd ondersteund door foto’s die tijdens de zitting werden overhandigd.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier voldoende bleek dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De rechter verwierp de argumenten van de gemachtigde en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.