ECLI:NL:RBZWB:2024:9284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11123618 - MB VERZ 24-68
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording en bevoegdheid van de BOA

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Oude Vest te Breda op 14 november 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig, maar had wel een beroepschrift ingediend waarin werd betoogd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. De betrokkene stelde dat de bebording ter plaatse onduidelijk was en dat de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) niet bevoegd was om de sanctie op te leggen.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging was verricht, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 749,50 bedroegen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11123618 \ MB VERZ 24-681
CJIB-nummer : 5062 5422 5402 2013
uitspraakdatum : 21 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C 2 van het RVV 1990. Eenrichtingsverkeer) op de Oude Vest te Breda op 14 november 2022 om 21:15 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat de bebording ter plaatse onduidelijk is. Vanuit de richting waaruit betrokkene reed staat het bord schuin gepositioneerd naar de andere (tegenovergestelde) kant. Reeds bij staandehouding is dit aangegeven. Voorts was de als “openbare ruimte” aangestelde Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) die deze sanctie heeft opgelegd niet bevoegd verbaliserend op te treden. Immers, niet vastgesteld kan worden dat aan de instelling van de geslotenverklaring de openbare orde, dan wel de leefbaarheid ten grondslag heeft gelegen. Om deze redenen verzoekt gemachtigde de kantonrechter de beschikking te vernietigen. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat er niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: