Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Oude Vest te Breda op 14 november 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig, maar had wel een beroepschrift ingediend waarin werd betoogd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. De betrokkene stelde dat de bebording ter plaatse onduidelijk was en dat de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) niet bevoegd was om de sanctie op te leggen.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging was verricht, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 749,50 bedroegen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.