Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad op de Prins Hendrikstraat te Breda op 17 december 2022 om 09:45 uur. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 21 november 2024, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene voerde aan dat er onvoldoende parkeerplekken zijn in de betreffende straat en dat er sprake was van schending van de informatieplicht en de hoorplicht. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter verwierp de argumenten van betrokkene en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de boete blijft staan en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.