ECLI:NL:RBZWB:2024:9356

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10727033 CV EXPL 23-3950 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen recreatiepark en bewoner over doorberekening van kosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen [recreatiepark] B.V. en [bewoner] over de doorberekening van kosten die voortvloeien uit een parklastenovereenkomst. [bewoner] is sinds 30 augustus 2005 eigenaar van een bungalow op het recreatiepark en heeft een overeenkomst getekend waarin zij zich verplicht tot betaling van servicekosten en andere parklasten. [recreatiepark] vordert een bedrag van € 10.437,83 aan hoofdsom, terwijl [bewoner] in reconventie een bedrag van € 2.784,10 vordert, stellende dat zij te veel heeft betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de parklastenovereenkomst van mei 2020 rechtsgeldig is en dat [bewoner] in beginsel tot 2020 jaarlijks aan parklasten moest betalen. De rechter heeft geoordeeld dat [recreatiepark] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor bepaalde kosten, zoals de verwerkingsbijdrage voor huisvuil en de kosten voor waterverbruik. Uiteindelijk is [bewoner] veroordeeld tot betaling van € 7.437,26 aan [recreatiepark], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van [bewoner] in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10727033 \ CV EXPL 23-3950
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[recreatiepark] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [recreatiepark] ,
gemachtigde: mr. J.M.M. Menu,
tegen
[bewoner],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [bewoner] ,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens eisvermeerdering
- de ter zitting overhandigde facturen door [recreatiepark]
- de mondelinge behandeling van 8 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte van [recreatiepark]
- de akte van [bewoner] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar de zaak over gaat

[recreatiepark] is beheerder een bungalowpark en [bewoner] heeft een bungalow in het park en is eigenaar van het perceel. Tussen partijen is een parklastenovereenkomst gesloten waaruit volgt dat [bewoner] servicekosten, verbruikskosten en andere parklasten verschuldigd is. [bewoner] heeft een deel van de facturen over de jaren 2017 tot en met 2024 niet betaald. Daarom vordert [recreatiepark] een bedrag van € 10.437,83 aan hoofdsom. [bewoner] betwist de vordering van [recreatiepark] en voert daartoe aan dat zij over de periode 2008 tot en met 2023 te veel heeft betaald aan [recreatiepark] omdat er posten in rekening zijn gebracht die niet verschuldigd waren en dat er een te hoog bedrag aan waterverbruik in rekening is gebracht. Daarom heeft zij recht op verrekening. [bewoner] stelt dat zij de facturen van [recreatiepark] onverschuldigd heeft betaald waardoor [recreatiepark] ongerechtvaardigd is verrijkt. Zij vordert daarom in reconventie een bedrag van € 2.784,10 aan hoofdsom.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in conventie en in reconventie vast:
[bewoner] is sinds 30 augustus 2005 eigenares van het recht op erfpacht van een recreatiebungalow, staande en gelegen in het [recreatiepark] aan [adres] , genummerd [perceel] . [bewoner] woont permanent in de bungalow;
op dat moment waren de algemene voorwaarden/bepalingen met gebruiks- en verblijfreglement van toepassing. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Algemeen
(…) 6. huisvuil te scheiden en in de voor het betreffende huisvuil bestemde container te deponeren; klein chemisch afval mee te nemen naar huis; groot chemisch afval en grof huisvuil (zoals bankstellen) door en voor rekening van erfpachter speciaal te laten afvoeren, met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel, e ten deze stipt op te volgen de aanwijzingen van de directie. (…)
artikel 9 c. De servicekosten vormen de vergoeding voor de navolgende diensten en voor gebruik van de hierna te melden door of vanwege de grondeigenaar verstrekte voorzieningen, te weten:
1.
de beperkte afvoer van huisvuil, zoals nader geregeld in het gebruiks- en verblijfsreglement;
2.
het beperkt fungeren als centraal post-, telefoon- en faxadres;
3.
het bemannen van een receptie tussen een april en een november van elk jaar, op door de direktie te bepalen tijdstippen en overigens alleen tijdens de weekeinden;
4.
het fungeren als sleutels-centrale en sleutel-bewaarder;
5.
het laten functioneren van riolering op het park buiten de erfpachtspercelen;
6.
het schoonhouden en het onderhouden van het terrein buiten de erfpachtspercelen;
7.
het onderhouden van de bossen, welke niet in erfpacht zijn uitgeven;
8.
de instandhouding en het onderhoud van de netten voor toevoer van gas en water, alsmede de voortdurende levering daarvan, behoudens overmacht of niet-toelevering door derden en uiteraard mits de erfpachter de nota’s voor gas-waterafname tijdig en volledig heeft betaald;
9.
de instandhouding en het onderhoud van het zwembad, het in drukke periodes verwarmen daarvan, en de instandhouding en het onderhoud van de tennisbanen, speeltuinen en recreatiezaal;
10.
parkverlichting”
op 14 mei 2020 is de parklastenovereenkomst tussen [bewoner] en [recreatiepark] ondertekend, waarbij door [bewoner] naast haar handtekening is vermeld: “onder voorbehoud goedkeuring advocaat”
in de algemene voorwaarden/bepalingen van de parklastovereenkomst van 2020 is het volgende opgenomen:
“artikel 1: Taak beheerder
(d) (recreatieve) instandhouding en onderhoud van de algemene terreinen en de zich daarin dan wel daarop bevindende infrastructurele voorzieningen, voor zover die liggen op het terrein van [recreatiepark] , waaronder tevens wordt verstaan:
- het grasmaaien van de grasvelden indien dit noodzakelijk is;
- het snoeien van de boomopstanden en struiken indien dit noodzakelijk is;
- het schoonhouden van sloten en wateren welke onderdeel zijn van het park;
- het verrichten van onderhoud van de wegen, welke toegankelijk zijn voor auto’s een en ander ter beoordeling van de Beheerder;
- het zo nodig vervangen en repareren van de terreinverlichting en anderzijds openbare voorzieningen;
- het onder van de infrastructuur, zoals leidingen, kabels en riolering, een en ander ter beoordeling van de Beheerder;
- het beperkt fungeren als centraal post-, telefoon- en faxadres;
- het bemannen van een receptie tussen een april en een november van elk jaar, op door de Beheerder te bepalen tijdstippen en overigens alleen tijdens de weekeinden;
- het fungeren als sleutel-centrale en sleutel-bewaarder;
- het laten functioneren van riolering op het park buiten de Recreatiekavels en de Centrale voorzieningen;
- de instandhouding en het onderhoud van de netten voor toevoer van, water, en elektra, alsmede de voortdurende levering daarvan, behoudens overmacht of niet-toelevering door derden en uiteraard mits de Eigenaar de nota’s voor gas-waterafname tijdig en volledig heeft betaald;
- de instandhouding en het onderhoud van het zwembad, en de instandhouding en het onderhoud van de tennisbanen, speeltuinen en recreatiezaal, de terreinverlichtingen en overige (openbare) voorzieningen;
- de parkverlichting (…)
artikel 3: Parklasten
3.1
De Eigenaar verplicht zich om een bedrag van negenhonderdzeventien euro en 94 eurocent (€ 917,94) exclusief omzetbelasting per in bezit van de Eigenaar zijnde recreatiekavel te voldoen aan de Beheerder voor de kosten van de tenuitvoerlegging van het takenpakket zoals bedoeld in artikel 1.
3.2
De kostenvergoeding zoals genoemd in artikel 3.1 dient jaarlijks en wel uiterlijk op 15 januari van het betreffende jaar te worden voldaan. De Beheerder zal hiertoe tijdig een factuur uitreiken. Indien de overeenkomst gedurende een kalenderjaar tot stand komt, dient de vergoeding en de hierover verschuldigde omzetbelasting uiterlijk op de dag van levering van het perceel met de daarop te stichten/gestichte recreatiewoning te worden voldaan. Op verzoek van de Eigenaar kan betaling van de parklasten in termijnen geschieden. De Beheerder kan voor deze termijnbetaling een rentevergoeding in rekening brengen.
3.3
De in artikel 3.1 genoemde vergoeding zal jaarlijks per 1 januari, voor het eerste per 1 januari 2016, worden herzien aan de hand van de Consumentenprijsindexcijfers (CPI). Alle huishouden, op basis van het jaartal 2007 is 100, als gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en wel door telkens de tot de datum van aanpassing geldende vergoeding te vermenigvuldigen met een breukgetal, waarvan de teller is het prijsindexcijfer, geldende voor het aan dat laatst verstreken kalenderjaar vóór de datum van ingang van de aangepaste vergoeding, en de noemer is het jaarprijsindexcijfer, geldende voor het aan dat laatst verstreken kalenderjaar voorafgegane kalenderjaar.
Mocht het alsdan tot stand gekomen bedrag door onvoorziene kosten/investeringen of prijsstijgingen die de index met meer dan 1% te boven gaan leiden tot een voor de Beheerder noodzakelijke aanpassing van de hoogte van de parklasten, dan dient de voorgestane wijziging goedgekeurd te worden door vijf en zeventig procent (75%) van de Eigenaren die een parklastenovereenkomst hebben getekend.
3.4
Herziening van de vergoeding zoals bedoeld in artikel 3.3. vindt echter niet plaats, indien zij zou leiden tot verlaging van de laatstelijk geldende vergoeding.
3.5
In de vergoeding zoals genoemd in artikel 3.1 zijn niet begrepen;
- kosten voor huisvuil en tuinafval, enkel of dubbel (kruis aan wat van toepassing is):
X enkel  voor recreatief gebruik tot maximaal 180 dagen per jaar;
-
kosten en vastrecht van gas, water, elektra, voor zover u deze afneemt van Beheerder;
-
collectieve regeling voor afkoop bezoek (zodat bezoekers niet per keer betalen)
-
toeristenbelasting, indien u uw woning recreatief verhuurd;
-
een maandelijkse vergoeding van € 35 (+index/2015), indien u langdurig verhuurd;
-
rioolrechten en zuiveringslasten, voorzover niet in de waterprijs opgenomen
Voornoemde kosten worden afzonderlijk door de Beheerder aan de Eigenaar tegen marktconforme prijzen doorberekend. Daarnaast krijgt Eigenaar mogelijk nog kosten doorberekend van de betrokken overheidsinstanties.
3.6
Vergoeding van de kosten zoals genoemd in artikel 3.5 die door de Beheerder worden doorberekend, geschiedt op basis van een voorschotnota. Jaarlijks zal een verrekening door Beheerder worden uitgevoerd op basis van de werkelijke kosten. Indien relevant zal door Beheerder een aanpassing van de voorschotnota’s voor het opvolgende jaar worden doorgevoerd.
Artikel 7 bijzondere bepalingen
7.1
Beheerder hanteert de in bijlage 1 bijgevoegde berekeningssystematiek, met als voorbeeld de prijzen uit 2014, betreffende de water- en elektra tarieven. Indien de systematiek wijzigt zal deze door de beheerder aan alle eigenaren worden uitgelegd;
7.2
Eigenaar verklaart zich ermee bekend dat de betaling van vastrecht elektra en water niet verdisconteerd is in de parklasten, maar apart in rekening wordt gebracht als variabele (energie)lasten indien eigenaar hiervan gebruik maakt;
7.3
Beheerder verklaart hierbij dat genoemd vastrecht gebruikt zal worden voor onderhoud en instandhouding van de respectievelijk elektra- en watervoorzieningen; (…)”
“Bijlage 2 Toelichting facturatie door [recreatiepark] BV
-
Water en elektra
Conform berekeningsmethodiek vastgelegd in 2015, in goed overleg met afgevaardigden van bewoners en recreanten.
-
Vastrecht water en elektra
Vastrecht zoals elektra en water is niet opgenomen in de parklasten/servicekosten en zal zoals gebruikelijk apart in rekening worden gebracht als variabele lasten. Beheerder verklaart hierbij dat genoemde vastrechten gebruikt zullen worden voor onderhoud en instandhouding van de resp. elektra- en watervoorzieningen;
-
Afvalstoffenheffing (oude term)
De term afvalstoffenheffing is eigenlijk onjuist en staat voor de kosten van het verzamelen, scheiden en afvoeren van klein en groen afval. Deze kosten zijn de laatst decennia enorm gestegen en worden daarom al jaren apart opgevoerd. De term afvalstoffenheffing wordt vanaf 2015 vervangen door ‘kosten klein afval en groen’. De kosten worden evenredig verdeeld over alle eigenaren. Nieuwe vaste bewoners betalen vanaf 2016 dubbele lasten. Beheerder gebruikt de toegang en hefbomen als controlemiddel en is gerechtigd achteraf na te heffen indien zonder melding meer dan 180 dagen gebruik gemaakt is van [recreatiepark] ;
-
Brievenbus
Eigenaren krijgen de mogelijkheid een brievenbus te huren op het park. Het aanvragen van een brievenbus is aldus optioneel. Eigenaar krijgt jaarlijks de kosten van zijn brievenbus doorbelast, voor zover van toepassing. Opzeggen kan drie maanden voor het einde van het lopende jaar. (…)
-
Verantwoording parklasten
U betaalt parklasten voor de te verrichten werkzaamheden t.b.v. onderhoud park en instandhouding van de gemeenschappelijke voorzieningen zoals receptie, zwembad, groen, infrastructuur zoals wegen, kabels en parkverlichting, tennisbanen, parkeren, speelvoorzieningen etcetera. Het park zal transparantie geven over het uitgavenpatroon aan (een afvaardiging van) de eigenaren.”
in het huishoudelijk reglement van [recreatiepark] is het volgende opgenomen onder artikel 7 huishoudelijk afval en afvalverwerking:
“1. Het systeem van gescheiden afvalverwerking wordt op het park toegepast.
2. Huisvuil dient verpakt in gesloten plastic vuilniszakken in de daartoe bestemde container(s) te worden gestort.
3. het storten van grofvuil mag niet in de huisvuilcontainers plaatsvinden, doch dient op eigen kosten te worden afgevoerd.
4. tuinafval alsmede chemisch afval mag niet in de huisvuilcontainers gestort worden. (…)
6. De Beheerder kan nadere regels stellen ten aanzien van het bewaren, verzamelen en afvoeren van huishoudelijk tuin, - chemisch – en grof afval.”
in de periode 2017 tot en met 2023 is door [bewoner] een bedrag van € 7.974,19 aan facturen van [recreatiepark] onbetaald gelaten;
[bewoner] heeft bij brief van 29 januari 2021 aan [recreatiepark] kenbaar gemaakt welke kosten zij naar haar mening niet verschuldigd is of zij te veel heeft betaald over de jaren 2008 tot 2021;
partijen hebben in de periode 9 december 2021 tot 25 mei 2023 veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd over de facturen die niet betaald zijn;
op 15 juni 2023 heeft [recreatiepark] een sommatiebrief aan [bewoner] gestuurd en verzocht om de facturen uiterlijk 30 juni 2023 te betalen. [bewoner] heeft hier geen uitvoering aan gegeven.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
Parc [recreatiepark] vordert na vermeerdering van eis om [bewoner] te veroordelen tot betaling van € 7.974,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag van volledige voldoening, een bedrag van € 2.463,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag van volledige voldoening, een bedrag van
€ 773,71 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2023 tot aan de dag van volledige voldoening, met veroordeling van [bewoner] in de proceskosten.
4.2.
[recreatiepark] legt aan haar vordering ten grondslag dat [bewoner] (een deel van) de facturen over de periode 2017 tot en met 2024 niet (volledig) heeft betaald en hierdoor sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verplichting die voortvloeit uit een overeenkomst. De facturen die niet (volledig) zijn betaald zien op servicekosten, verbruikskosten en andere parklasten zoals afkoop dagbezoek, verwerkingsbijdrage huisvuil en tuinafval, water vastrecht, voorschotten en brievenbus.
4.3.
[bewoner] voert verweer. Zij betwist de vordering en voert daartoe aan dat zij jarenlang, over de periode 2008 tot en met 2023, te veel heeft betaald aan [recreatiepark] omdat er posten in rekening zijn gebracht die niet verschuldigd waren en er een te hoog bedrag aan waterverbruik in rekening is gebracht. Daarom doet zij een beroep op verrekening. Omdat zij meer heeft betaald dan zij is verschuldigd moet de vordering worden afgewezen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[bewoner] vordert - samengevat – na vermindering van eis om [recreatiepark] te veroordelen om aan [bewoner] te betalen een bedrag van € 2.784,10, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling in de proceskosten. [bewoner] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij jarenlang te veel heeft betaald aan [recreatiepark] . Hierdoor is [recreatiepark] ongerechtvaardigd verrijkt. [bewoner] heeft de facturen namelijk onverschuldigd betaald omdat er voor een groot aantal betalingen geen rechtsgrond bestond.
4.6.
[recreatiepark] voert verweer. Primair voert zij aan dat het beroep op verrekening niet eenvoudig is vast te stellen en dat de vordering daarom moet worden afgewezen (artikel 6:136 BW). Zij voert verder aan dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Subsidiair, voor zover wordt geoordeeld dat door [bewoner] onverschuldigd aan [recreatiepark] is betaald en zij terecht bedragen heeft verrekend, stelt [recreatiepark] zich op het standpunt dat sprake is van rechtsverwerking en verjaring.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
Gezien de samenhang van de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
Parklastenovereenkomst
5.2.
Tussen partijen is in geschil welke parklastenovereenkomst van toepassing is. [bewoner] stelt dat de overeenkomst van 2005 geldt omdat de nieuwe overeenkomst van mei 2020 slechts onder goedkeuring van een advocaat is getekend en dat dit gezien moet worden als een ontbindende voorwaarde. [recreatiepark] stelt dat de overeenkomst van 2020 geldt tussen partijen en voert daartoe het volgende aan. De overeenkomst is door [bewoner] ondertekend en elke pagina is van een paraaf voorzien. Op grond van artikel 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft een bij de notaris ondertekende overeenkomst dwingende bewijskracht. Voor zover [bewoner] een voorbehoud heeft gemaakt, heeft dit te gelden als een ontbindende voorwaarde waarmee [bewoner] een korte bedenktijd kreeg om de ontbinding van de overeenkomst in te roepen. Om die reden is [recreatiepark] uitgegaan van een bedenktermijn van drie dagen, dan wel veertien dagen. Door [bewoner] is de ontbinding van de overeenkomst echter nooit ingeroepen. Als het al zo zou zijn dat sprake is van een ontbindende voorwaarde, dan had [recreatiepark] een verklaring daarvan moeten krijgen van [bewoner] , al dan niet via de notaris en die heeft zij nooit ontvangen.
5.3.
De kantonrechter is met [recreatiepark] van oordeel dat de parklastenovereenkomst van mei 2020 rechtsgeldig tot stand is gekomen. Het had op de weg van [bewoner] gelegen om te zorgen dat bij [recreatiepark] bekend was dat zij niet akkoord was met de parklastenovereen-komst. Dat zij het aan de notaris heeft overgelaten om dit aan [recreatiepark] kenbaar te maken en ter zitting is gebleken dat het bericht dat zij niet akkoord is, [recreatiepark] niet heeft bereikt, kan [recreatiepark] niet worden tegengeworpen. [recreatiepark] mocht er na de inmiddels verstreken tijd vanuit gaan dat [bewoner] akkoord was met de parklastenovereenkomst omdat zij van [bewoner] niet heeft gehoord dat zij een beroep doet op de zogenaamde ontbindende voorwaarde. Dit betekent dat de kantonrechter bij de verdere beoordeling de parklastenovereenkomst van mei 2020 als uitgangspunt hanteert.
Onredelijk bezwarend beding
5.4.
[bewoner] heeft aangevoerd dat in de artikelen 3.3 en 3.5 van de parklastenovereen-komst onredelijk bezwarende bedingen betreffen. In 3.3. is sprake van een onredelijk bezwarend beding omdat een verhoging van de parklasten mogelijk is naar het inzicht van de gebruiker van de voorwaarden. Dat 75% van de eigenaren daarmee akkoord moet zijn, maakt dit niet anders. Artikel 3.5 van de overeenkomst bevat een onredelijk bezwarend beding omdat onduidelijk is welke kosten daaronder vallen en wat de hoogte van de genoemde vergoeding zal zijn. Bovendien is onduidelijk wat met markconforme prijzen wordt bedoeld, deze term is te vaag, onduidelijk en niet begrijpelijk. [recreatiepark] betwist dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding in beide artikelen en voert daartoe het volgende aan. In artikel 3.3. is een objectieve indexeringsclausule opgenomen die geen ruimte laat voor uitleg. Voor zover het gaat om het tweede gedeelte van het artikel wat ziet op incidentele/onvoorziene kosten is er een regeling opgenomen. Deze twee delen moeten los van elkaar worden gezien. Zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 3.3 en 3.5 geen onredelijk bezwarende bedingen zijn en licht dit als volgt toe. Voor zover het gaat om het tweede gedeelte van artikel 3.3 is er een regeling opgenomen dat 75% van de bewoners akkoord moet zijn in het geval het om onvoorziene kosten gaat. De kantonrechter sluit aan bij de redenering van het Hof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2018:2760 met verwijzing naar het tussenarrest met [zaaknummer] ), zoals genoemd onder overweging 9.1.1. Bovendien is door [bewoner] niet betwist dat er een meerderheid is gehaald in de gevallen dat het om onvoorziene kosten of investeringen gaat die de index met meer dan 1% te boven gaan. Dat zij zich niet laat vertegenwoordigen door de belangenvereniging maakt dat niet anders en betekent niet dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Daarnaast heeft [recreatiepark] onweersproken gesteld dat [bewoner] de betreffende inzichten, overzichten en facturen die ten grondslag liggen aan de berekeningen van de facturen ieder jaar bij de receptie ter inzage liggen. Ook artikel 3.5 is naar het oordeel van de kantonrechter geen onredelijk bezwarend beding. In artikel 3.6 wordt toegelicht wat met marktconforme prijzen wordt bedoeld, namelijk dat jaarlijks een verrekening zal worden uitgevoerd op basis van de werkelijke kosten. Weliswaar was het wellicht handiger geweest dat deze toelichting meteen in artikel 3.5 was opgenomen, maar dat dit niet is gedaan betekent niet dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding.
Tekortkoming
5.6.
[recreatiepark] stelt dat [bewoner] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst doordat zij de facturen niet (volledig) heeft betaald. [bewoner] betwist de facturen te moeten betalen. De kantonrechter zal hierna de gevorderde posten afzonderlijk bespreken.
Parklasten
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [bewoner] parklasten verschuldigd is. [bewoner] heeft erkend dat zij niet over alle jaren de servicekosten heeft betaald. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij deze kosten heeft verrekend met door haar te veel betaalde bedragen in de jaren 2008 tot en met 2023. Nu de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat de parklastenovereenkomst 2020 geldt en ook is geoordeeld dat hierin geen onredelijk bezwarende bedingen zijn opgenomen, betekent dit dat [bewoner] in beginsel tot 2020 jaarlijks aan parklasten moest betalen zoals afgesproken in de parklastenovereenkomst, ondertekend in 2005, en de daarbij horende voorwaarden en bepalingen van 1994 en dat zij vanaf 2020 jaarlijks een bedrag van € 917,94 (excl. btw) aan parklasten verschuldigd is aan [recreatiepark] , verhoogd met de jaarlijkse indexeringen of onvoorziene prijsstijgingen zoals vermeld in artikel 3.3.
5.8.
Door [recreatiepark] zijn facturen overgelegd en bankafschriften overgelegd over de periode augustus 2018 tot en met februari 2021. Uit de door [recreatiepark] overgelegde stukken en de erkenning van [bewoner] volgt dat [bewoner] de servicekosten niet (volledig) heeft betaald in de afgelopen jaren. De volgende bedragen dient [bewoner] daarom in beginsel te betalen:
- [factuur 1] servicekosten € 778,06 nog te betalen € 243,13
- [factuur 2] servicekosten € 799,85 nog te betalen € 799,85
- [factuur 3] servicekosten € 1.124,03 nog te betalen € 1.124,03
- [factuur 4] servicekosten € 1.162,25 nog te betalen € 1.162,25
- [factuur 5] servicekosten € 1.875,50 nog te betalen € 1.875,50
- [factuur 6] servicekosten € 1.962,34 nog te betalen € 1.962,34
Dit betekent dat [bewoner] in totaal een bedrag van € 7.167,10 aan servicekosten over de jaren 2018 tot en met 2024 aan [recreatiepark] moet betalen.
Brievenbus
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [bewoner] de kosten voor de post brievenbus moet betalen. Dit betekent dat [bewoner] een bedrag van € 101,44 moet betalen, bestaande uit een bedrag van € 49,57 aan kosten brievenbus van [factuur 4] (2022) en een bedrag van € 51,87 aan kosten brievenbus van [factuur 6] (2024).
Afkoop bezoek
5.10.
[recreatiepark] vordert in totaal een bedrag van € 166,54 aan kosten ‘afkoop dagbezoek’ die door [bewoner] niet zijn betaald over de jaren 2018 tot en met 2024. [bewoner] betwist dat deze post verschuldigd is. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat op [recreatiepark] de stelplicht en de bewijslast rust dat en op grond waarvan zij dit bedrag van [bewoner] kan vorderen. [recreatiepark] heeft haar vordering toegelicht door te stellen dat de post ‘afkoop dagbezoek’ in de plaats is gekomen van een bezoekerstarief dat voorheen bij de bezoekers van het park in rekening werd gebracht. De betreffende post zou op verzoek van alle bewoners tot stand zijn gekomen om zo te vermijden dat bezoekers van de vaste gebruikers van het park telkens bezoekerstarieven dienden te betalen. Het bedrag wordt geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindexcijfers. [recreatiepark] heeft niet gesteld wanneer deze afspraak zou zijn gemaakt. Bovendien betwist [bewoner] dat deze afspraak met haar is gemaakt. [recreatiepark] heeft geen bewijs aangeboden van het bestaan van deze afspraak en de kantonrechter ziet geen aanleiding haar ambtshalve tot bewijslevering toe te laten. Omdat een dergelijke afspraak ook niet in de parklastenovereenkomst is overeengekomen, kan niet worden vastgesteld dat er een afspraak is gemaakt tussen partijen voor de betaling van de post ‘afkoop dagbezoek’. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 166,54 wordt afgewezen.
5.11.
Het voorgaande betekent dat [bewoner] de kosten voor ‘afkoop dagbezoek’ ook in de jaren voor 2018 niet verschuldigd was. De kantonrechter is met [recreatiepark] van oordeel dat [bewoner] geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat zij de kosten ‘afkoop dagbezoek’ daadwerkelijk heeft betaald in de jaren 2008 tot en met 2017. Door [bewoner] is in haar conclusie van antwoord slechts een opsomming per jaar gegeven welke kosten zij zou hebben betaald. Zij heeft hiermee onvoldoende gesteld dat en welke kosten zij in die jaren daadwerkelijk heeft betaald. Zo heeft zij geen onderliggende stukken overgelegd, zoals de onderliggende facturen of bankafschriften waaruit volgt wanneer en welk bedrag zij heeft betaald aan [recreatiepark] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van [recreatiepark] komt de kantonrechter niet toe aan een bewijsopdracht. [bewoner] heeft geen specifiek bewijsaanbod gedaan in haar conclusie van antwoord of tijdens de mondelinge behandeling. Dit betekent dat het beroep van [bewoner] op onverschuldigde betaling aan kosten voor ‘afkoop dagbezoek’ in de hiervoor genoemde jaren niet slaagt en dat er daarom geen bedrag ten aanzien van deze post aan [bewoner] kan worden terugbetaald en verrekend kan worden.
Videma
5.12.
[recreatiepark] stelt dat [bewoner] de kosten voor Videma verschuldigd is. Zij voert daartoe aan dat Videma met één licentie voor het volledige park de toestemming voor zakelijke vertoning van tv programma’s regelt en [bewoner] gebruik heeft gemaakt van de diensten van het park. Tot 2019 had het park één licentie waaronder dit werd geregeld en vanaf 2019 dienen de eigenaren die verhuren zelfstandig een overeenkomst te sluiten zodat gasten die de bungalow huren tv programma’s kunnen kijken. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [recreatiepark] een licentie van het jaar 2018 overgelegd. [bewoner] betwist dat deze kosten zijn overeengekomen en voert daartoe aan dat dit niet uit de parklastenovereenkomst volgt en dat hier ook geen nadere afspraken over zijn gemaakt. Zij betwist dat zij nog kosten voor Videma verschuldigd is en stelt dat zij de kosten hiervoor in de afgelopen jaren kosten onverschuldigd heeft betaald. De kantonrechter is met [bewoner] van oordeel dat niet is komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [bewoner] de kosten van Videma moet betalen. Dit betekent dat de door [recreatiepark] gevorderde bedragen die zien op de post Videma over de jaren 2017 en 2018 worden afgewezen.
5.13.
Het voorgaande betekent dat [bewoner] de kosten voor Videma ook in de jaren daaraan voorafgaand niet verschuldigd was. De kantonrechter is echter met [recreatiepark] van oordeel dat [bewoner] geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat zij de kosten van Videma daadwerkelijk heeft betaald in de jaren 2008 tot en met 2017 en dat dit wel op haar weg had gelegen. Zoals eerder is overwogen, is door [bewoner] in haar conclusie van antwoord slechts een opsomming per jaar gegeven welke kosten zij zou hebben betaald. Zij heeft hiermee onvoldoende gesteld dat en welke kosten zij in die jaren daadwerkelijk heeft betaald. Zo heeft zij geen onderliggende stukken overgelegd, zoals de onderliggende facturen of bankafschriften waaruit volgt wanneer en welk bedrag zij heeft betaald aan [recreatiepark] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van [recreatiepark] komt de kantonrechter niet toe aan een bewijsopdracht. [bewoner] heeft geen specifiek bewijsaanbod gedaan in haar conclusie van antwoord of tijdens de mondelinge behandeling. Dit betekent dat het beroep van [bewoner] op onverschuldigde betaling aan kosten voor Videma in de hiervoor genoemde jaren niet slaagt en dat er daarom geen bedrag ten aanzien van de post Videma verrekend kan worden.
OK-gas
5.14.
Deze post kan onbesproken blijven nu tussen partijen niet in geschil is dat [recreatiepark] de kosten hiervoor niet in rekening heeft gebracht bij [bewoner] en deze post ook niet is opgenomen in de verrekeningsberekening van [bewoner] .
Waterverbruik, water vastrecht en rioolheffing
5.15.
[recreatiepark] stelt dat de kosten voor waterverbruik, water vastrecht en rioolheffing na afloop van het jaar in rekening worden gebracht. De meterstanden worden jaarlijks door [bewoner] zelf doorgegeven aan [recreatiepark] . [recreatiepark] stelt dat de kosten van het waterverbruik worden vermeerderd met de kosten aan vastrecht voor de aansluiting van Brabant Water, capaciteitstoeslag van Brabant Water, huur van brandleidingen, Rijksbelasting leidingwater, Provinciale belasting grondwater, Zuiveringsheffing waterschap De Dommel en rioolheffing gemeente Baarle Nassau. De berekeningen zijn ieder jaar in te zien bij de receptie van [recreatiepark] . Zij rekent deze kosten door omdat deze door derde partijen in rekening worden gebracht en deze kosten niet samenhangen met het onderhoud aan de riolering dat [recreatiepark] als beheerder van het park uitvoert. Bij akte heeft zij toegelicht dat het door te berekenen bedrag aan de bewoners inclusief handelingskosten, administratiekosten en ‘winst & risico’ wordt gedaan. Deze kosten zien op kosten die gemaakt zijn om de meterstanden op te vragen bij de bewoners, het verwerken hiervan in de systemen en de facturatie. Dit vergt veel tijd van het personeel van [recreatiepark] en wordt daarom doorbelast aan de bewoners. Daarnaast is geen sprake van een verdeelsleutel bij de facturen voor het waterverbruik omdat wordt afgerekend op basis van het daadwerkelijk verbruik van water uitgedrukt in m3. De uiteindelijke prijs per m3 wordt in overleg met de belangenvereniging vastgesteld. Deze belangenvereniging heeft inzage in de achterliggende stukken en heeft deze stukken gecontroleerd en vervolgens akkoord bevonden. Dat [bewoner] niet door deze belangenvereniging wordt vertegenwoordigd maakt niet dat zij de facturen die zien op deze posten niet hoeft te betalen. Het staat [bewoner] immers vrij ieder jaar de stukken in te zien en te controleren. Daar heeft zij echter nooit gebruik van gemaakt, aldus [recreatiepark] .
5.16.
[bewoner] betwist het aantal m3 aan water niet. Wel betwist zij de door [recreatiepark] berekende hoogte per m3 waterverbruik. Daarnaast stelt zij dat niet alleen de werkelijke kosten zijn doorberekend omdat [recreatiepark] heeft toegelicht dat zij ook kosten genoemd als handelings-/administratiekosten of winstrisico doorberekent aan de bewoners. [bewoner] betwist dat met [recreatiepark] is overeengekomen dat [recreatiepark] deze bedragen of een percentage aan deze kosten mag doorberekenen. [bewoner] voert aan dat door [recreatiepark] al jarenlang een te hoog bedrag aan m3 in rekening is gebracht en dat de kosten voor waterverbruik, water vastrecht en rioolheffing bovendien niet voldoende inzichtelijk zijn gemaakt. Ook de door [recreatiepark] overgelegde stukken ter zitting zorgen niet voor duidelijkheid. Daardoor is de vordering op dit punt onvoldoende bepaalbaar en dient deze te worden afgewezen. [bewoner] is dan ook van mening dat zij de te hoge gefactureerde bedragen niet hoeft te betalen. Zij stelt dat haar berekening over de jaren 2008 tot en met 2023 juist is en gevolgd moet worden, en dat zij deze bedragen dus met elkaar kan verrekenen.
5.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat [bewoner] dient te betalen voor de kosten van water, maar wel is in geschil welk bedrag [recreatiepark] hiervoor in rekening mocht brengen. [bewoner] stelt dat de eenheidsprijzen die [recreatiepark] rekent niet de werkelijke kosten zijn omdat uit de door [recreatiepark] overgelegde berekeningen volgt dat zij 10% aan handelings-/administratiekosten of ‘winst & risico’ rekent. De kantonrechter is met [bewoner] van oordeel dat het doorberekenen van de hiervoor genoemde kosten niet de werkelijke kosten van het waterverbruik, water vastrecht en rioolheffing zijn. Bovendien heeft [recreatiepark] de 10% extra kosten die zij in rekening brengt niet nader gespecificeerd en inzichtelijk gemaakt, zodat niet herleidbaar is of en wat de werkelijke kosten zijn. [recreatiepark] heeft niet gesteld hoeveel administratiekosten zij heeft gemaakt in de jaren waarover zij facturen vordert. Zij heeft niet uiteengezet hoeveel uren met die administratie gemoeid zijn geweest en ook niet welk uurtarief zij daarvoor hanteert. Ook heeft [recreatiepark] onvoldoende duidelijk gemaakt op grond waarvan zij deze kosten aan [bewoner] zou mogen doorbelasten. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat [recreatiepark] de 10% extra kosten onterecht in rekening heeft gebracht en dat deze kosten niet van [bewoner] gevorderd kunnen worden en dus in mindering dienen te strekken op de door haar doorberekende bedragen. De overige door [recreatiepark] in rekening gebrachte bedragen volgen uit de door haar overgelegde onderliggende facturen en overzichten van Brabant Water en heeft zij hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt. Deze kosten kunnen naar het oordeel van de kantonrechter wel doorbelast worden aan [bewoner] en zijn overeengekomen tussen partijen in de parklastenovereenkomst.
5.18.
Daarnaast wijst de kantonrechter de vordering die betrekking heeft op de bedragen aan ‘water vastrecht’, zoals genoemd in de facturen van [recreatiepark] , af. Uit de door [recreatiepark] overgelegde berekeningen en onderliggende facturen van onder andere Brabant Water volgt dat het water vastrecht al is inbegrepen in die facturen en dat dit ook al is betrokken in de jaarlijkse berekeningen van [recreatiepark] waarop zij het bedrag heeft gebaseerd dat zij aan de bewoners, waaronder [bewoner] doorberekent. Het is de kantonrechter daarom niet duidelijk waarop de post ‘water vastrecht’ ziet, hoe zij tot dit bedrag komt en hoe dit bedrag is opgebouwd. [recreatiepark] heeft nagelaten een toelichting op deze post te geven en deze post te specificeren. Omdat deze post door [bewoner] gemotiveerd is betwist en [recreatiepark] dit deel van haar facturen onvoldoende heeft onderbouwd, wijst de kantonrechter ook dit deel van de gevorderde facturen af.
5.19.
Omdat [bewoner] de hoogte van m3 verbruikte water niet betwist, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van deze aantallen bij de herberekening van deze kosten. Ook is door partijen niet in geschil welke bedragen [bewoner] van de te vorderen facturen zijn betaald en of [bewoner] de op enkele facturen voorkomende posten te betalen voorschot moet betalen. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van deze bedragen zoals genoemd in productie 3 bij de dagvaarding en vermeld op de facturen in productie 5 bij dagvaarding. De kosten aan ‘water vastrecht’ wijst de kantonrechter af, zoals hiervoor is overwogen. Wat in 2.17 en 5.18 is overwogen betekent het volgende voor de gevorderde facturen.

[factuur 7] – 4 juni 2018
Voorschot 2018 € 145,00
Waterverbruik € 234,05
Water vastrecht € 34,68
Totaal € 413,73
betaald € 379,05
resteert € 34,68
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief handelingskosten is € 3,65 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,32 inclusief btw (€ 3,13 + 6% btw). [bewoner] heeft 60m3 verbruikt. Dit maakt dat [bewoner] een bedrag van 60 m3 x € 3,32 = € 199,20 verschuldigd was in plaats van de gevorderde € 234,05. Door haar is een bedrag van € 379,05 betaald. [bewoner] heeft dus
€ 379,05- € 199,02 = € 180,03 te veel betaald.

[factuur 8] – 30 oktober 2019 – periode 01-10-2018 – 30-01-2019
Verbruik water € 58,88
Vastrecht water € 37,39
Totaal € 96,27
betaald € 51,24
resteert € 45,03
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief ‘winst & risico’ is
€ 3,69 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,35 (€ 3,07 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 46m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 46 m3 x € 3,35 m3 = € 154,10. Door haar is een bedrag van € 51,24 betaald. Dit maakt dat [bewoner] nog een bedrag van € 51,24 - € 53,60 = € 2,34 moet betalen.

[factuur 9] – 26 november 2020 – periode 01-10-2019- 01-10-2020
Verbruik water € 169,74
Voorschot 2021 € 80,00
Vastrecht water € 37,84
Betaald voorschot € -80,00
Totaal € 207,58
betaald € 0,00
resteert € 207,00
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief ‘winst & risico’ is
€ 3,69 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,35 (€ 3,07 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 16 m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 16 m3 x € 3,35 m3 = € 53,60. Door haar is naast het voorschot niets betaald. Dit betekent dat [bewoner] nog een bedrag van € 154,10 moet betalen.

[factuur 10] – 15 november 2021 – periode 01-10-2020 – 01-10-2021
Betaalde voorschot € -80,00
Verbruik water € 146,80
Te betalen voorschot € 70,00
Vastrecht water 2022 € 39,13
Totaal € 175,13
betaald € 76,00
resteert € 99,93
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief administratiekosten is € 3,67 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,34 (€ 3,06 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 40 m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 40 m3 x € 3,34 m3 = € 133,60. Door haar is een bedrag van € 76,00 betaald. [bewoner] moet dus nog een bedrag van € 154,10 - € 76,00 =
€ 78,10 betalen.

[factuur 11] – 22 november 2022 – periode 01-10-2021-01-10-2022
Betaalde voorschot € -70,00
Verbruik water € 252,20
Te betalen voorschot € 50,00
Totaal € 232,20
betaald € 122,25
resteert € 109,95
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief administratiekosten is € 3,88 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,52 (€ 3,23 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 65 m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 65 m3 x € 3,52 m3 = € 228,80. Door haar is een bedrag van € 122,80 betaald. [bewoner] moet dus nog een bedrag van € 228,80 - € 122,80 = € 106,00 betalen.

[factuur 12] – 28 januari 2023 – periode 01-10-2022-01-01-2023
Betaalde voorschot € -50,00
Verbruik water € 23,28
Te betalen voorschot € 50,00
Totaal € 23,28
betaald € 15,90
resteert € 7,38
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief administratiekosten is € 3,88 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,52 (€ 3,23 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 6 m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 6 m3 x € 3,52 m3 = € 21,12. Door haar is een bedrag van € 15,90 betaald. [bewoner] moet dus nog een bedrag van € 21,12 - € 15,90 =
€ 5,22 betalen.

[factuur 13] – 03 mei 2023 – periode 01-01-2023-01-04-2023
Betaalde voorschot € -50,00
Verbruik water € 55,38
Te betalen voorschot € 50,00
Vastrecht water € 43,52
Totaal € 98,90
betaald € 47,45
resteert € 51,45
De door [recreatiepark] berekende door te belasten drinkwaterprijs inclusief administratiekosten is € 4,26 inclusief btw. De uit de overgelegde stukken op te maken netto drinkwaterprijs inclusief de door [recreatiepark] genoemde onderdelen zoals onder andere ‘water vastrecht’ en rioolheffing is € 3,88 (€ 3,56 + 9% btw) inclusief btw. [bewoner] heeft 13 m3 water verbruikt. Dit maakt dat zij een bedrag is verschuldigd van 6 m3 x € 3,52 m3 = € 50,44. Door haar is een bedrag van € 47,45 betaald. [bewoner] moet dus nog een bedrag van € 50,44 - € 47,45 =
€ 2,99 betalen.
5.20.
Al het voorgaande betekent dat [bewoner] nog een bedrag van € 168,72 (€ 2,34 +
€ 154,10 + € 78,10 + € 106,00 + € 5,22 + € 2,99 - € 180,03) aan [recreatiepark] moet betalen aan kosten voor waterverbruik en daarbij horende kosten zoals vermeld op de facturen van Brabant Water en de berekeningen van [recreatiepark] , zoals onder andere rioolheffing en ‘water vastrecht’.
5.21.
[bewoner] heeft in reconventie een bedrag gevorderd over de jaren 2008 tot en met 2023 dat zij te veel zou hebben betaald aan waterverbruik, de daarbij behorende posten en ‘water vastrecht’. [recreatiepark] betwist dat [bewoner] in de hiervoor genoemde jaren een bedrag onverschuldigd heeft betaald aan deze posten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [bewoner] haar vordering in reconventie ten aanzien van de posten voor water en ‘water vastrecht’ onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij nagelaten onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan haar vordering over te leggen. Zo ontbreekt een specificatie van de door haar gevorderde bedragen bijvoorbeeld aan de hand van facturen. Ook heeft zij geen bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat de door haar gevorderde bedragen daadwerkelijk door haar zijn betaald. Zij heeft in haar conclusie van antwoord slechts een overzicht opgenomen per jaar waaronder zij heeft benoemd welke posten en welk bedrag zij te veel zou hebben betaald. Dit maakt dat de kantonrechter niet kan vaststellen of de bedragen die zien op deze posten daadwerkelijk door haar zijn betaald en of deze bedragen al dan niet onverschuldigd zijn betaald. De kantonrechter wijst de gevorderde bedragen die zien op de hiervoor genoemde posten daarom af.
Verwerkingsbijdrage huisvuil/tuinafval
5.22.
[recreatiepark] vordert een bedrag van € 2.446,18 aan verwerkingsbijdrage huisvuil/tuinafval. Tussen partijen is niet in geschil dat [bewoner] dient te betalen voor de kosten van verwerkingsbijdrage huisvuil/tuinafval, maar wel is in geschil welk bedrag [recreatiepark] hiervoor in rekening mocht brengen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door [recreatiepark] overzichten en onderliggende facturen overgelegd ter onderbouwing van de gevorderde kosten. Beide partijen hebben vervolgens een akte mogen nemen.
5.23.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [recreatiepark] heeft overzichten en onderliggende facturen van de jaren 2018 tot en met 2023 overgelegd om aan te tonen hoe zij tot de gevorderde bedragen is gekomen in haar facturen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze stukken echter onvoldoende om tot een toewijzing van deze kosten over te gaan. [recreatiepark] heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van [bewoner] , onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de grondslag is voor de specifieke posten die zij over de hiervoor genoemde periode doorberekent aan [bewoner] . [recreatiepark] stelt weliswaar dat zij deze kosten mag doorberekenen aan [bewoner] , maar zij heeft niet inzichtelijk gemaakt wat de grondslag is van de gespecificeerde onderdelen zoals genoemd in de door haar overgelegde overzichten ‘stortkosten’ in de parklastenovereenkomst. In het huishoudelijk reglement is in artikel 7 lid 6 te lezen dat de Beheerder nadere regels kan stellen ten aanzien van het bewaren, verzamelen en afvoeren van huishoudelijk, tuin-, chemisch en grof afval. Echter is door [recreatiepark] niet nader gemotiveerd onderbouwd dat zij hierover nadere regels heeft opgesteld, wat deze regels zouden zijn en waar deze terug te vinden zijn. De kantonrechter is gelet op al het voorgaande met [bewoner] van oordeel dat de grondslag voor de specifieke onderdelen opgenomen in de overzichten ‘stortkosten’ daarmee onvoldoende is komen vast te staan. In de overeenkomst en het huishoudelijk reglement is slechts vermeld dat [bewoner] een bedrag moet betalen aan afvoer voor huisvuil en tuinafval. Uit de door [recreatiepark] overgelegde stukken blijkt onvoldoende welke facturen specifiek op deze kosten zien. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, kan de kantonrechter de hoogte van de betalen kosten aan verwerkingsbijdrage huisvuil- en tuinafval niet vaststellen. Daarom wijst de kantonrechter dit deel van de vordering af. Bovendien heeft [recreatiepark] in haar akte weliswaar gesteld dat zij van [naam] slechts offertes heeft ontvangen en dat de hierop vermelde bedragen overeenkomen met de daadwerkelijke kosten, maar is de kantonrechter met [bewoner] van oordeel dat dit onvoldoende is om te bepalen dat het bedrag gelijk is aan de daadwerkelijke kosten. Het had op de weg van [recreatiepark] gelegen om hiervan nadere stukken, zoals betaalbewijzen in te dienen ter onderbouwing van haar standpunt. Dat heeft zij niet gedaan. Daarnaast merkt de kantonrechter op dat de bedragen vermeld op [factuur 14] met als omschrijving naheffing verwerkingsbijdrage 2020, 2021 en 2022, exact overeenkomen met bedragen vermeld op de facturen [factuur 4] , [factuur 3] en [factuur 2] . [recreatiepark] heeft nagelaten een specificatie van deze bedragen te overleggen voorzien van een gemotiveerde onderbouwing. Al het voorgaande betekent dat de kantonrechter de kosten voor verwerkingsbijdrage huisvuil en tuinafval afwijst.
5.24.
[bewoner] heeft in reconventie een bedrag gevorderd over de jaren 2008 tot en met 2023 dat zij te veel zou hebben betaald aan afvalstoffenheffing, kosten afvalverweking of een verwerkingsbijdrage. [recreatiepark] betwist dat [bewoner] in de hiervoor genoemde jaren een bedrag onverschuldigd heeft betaald aan deze posten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [bewoner] haar vordering in reconventie ten aanzien van deze posten voor water en ‘water vastrecht’ onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij nagelaten onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan haar vordering over te leggen. Zo ontbreekt een specificatie van de door haar gevorderde bedragen bijvoorbeeld aan de hand van facturen. Ook heeft zij geen bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat de door haar gevorderde bedragen daadwerkelijk door haar zijn betaald. Zij heeft in haar conclusie van antwoord slechts een overzicht opgenomen per jaar waaronder zij heeft benoemd welke posten en welk bedrag zij te veel zou hebben betaald. Dit maakt dat de kantonrechter niet kan vaststellen of de bedragen die zien op deze posten daadwerkelijk door haar zijn betaald en of deze bedragen al dan niet onverschuldigd zijn betaald. De kantonrechter wijst de gevorderde bedragen die zien op de hiervoor genoemde posten daarom af.
CAI ( voor ontvangst radio- en televisiesignalen)
5.25.
[bewoner] stelt dat zij in de jaren 2008 tot en met 2017 een bedrag van € 930,28 onverschuldigd heeft betaald voor CAI (Centrale Antenne Inrichting). [bewoner] stelt hier geen gebruik van te hebben gemaakt. Zij zou in 2013 aan [recreatiepark] in 2013 hebben gevraagd hoe zij van deze kosten af kon komen. De reactie van [recreatiepark] zou zijn geweest dat dat niet mogelijk is en dat zij dit moet blijven afnemen. [recreatiepark] voert aan dat [bewoner] gebruik heeft gemaakt van CAI en dat dit in eerste instantie via [recreatiepark] liep, tot juli 2019. Daarna is het beheer van CAI uitbesteed. [recreatiepark] heeft facturen van Ziggo in verband met de CAI over de jaren 2017 tot en met 2019 overgelegd. Bovendien is dit tussen partijen overeengekomen stelt [recreatiepark] , waarbij zij verwijst naar de Akte van levering (productie 1, nummer 10). In artikel 10 van de voorwaarden en bepalingen (productie 1) is opgenomen:
“Naast de in artikel 9 genoemde servicekosten zal de erfpachter jaarlijks bij vooruitbetaling voldoen en wel in de eerste week van elk kalenderjaar: een vergoeding voor gebruik van water en energie en voor de verplichte aansluiting op het Centraal Antennesysteem, jaarlijks per een januari vast te stellen. (…)”
5.26.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de akte van levering en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden en bepalingen volgt dat [bewoner] jaarlijks een vergoeding verschuldigd is voor de verplichte aansluiting op CAI. [bewoner] had redelijkerwijs moeten begrijpen dat zij de kosten hiervoor afzonderlijk is verschuldigd. De tekst van de hiervoor genoemde bepaling vermeldt niet dat zij deze kosten niet hoeft te betalen indien zij hiervan geen gebruik maakt en [bewoner] heeft onvoldoende aangevoerd dat zij dat redelijkerwijs wel zo heeft mogen begrijpen. Door [bewoner] zijn geen stukken overgelegd waaruit volgt dat zij de kosten voor CAI in de betreffende jaren daadwerkelijk heeft betaald. Door [bewoner] is in haar conclusie van antwoord slechts een opsomming per jaar gegeven welke kosten zij zou hebben betaald. Zij heeft hiermee onvoldoende gesteld dat en welke kosten zij in die jaren daadwerkelijk heeft betaald. Zo heeft zij geen onderliggende stukken overgelegd, zoals de onderliggende facturen of bankafschriften waaruit volgt wanneer en welk bedrag zij heeft betaald aan [recreatiepark] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van [recreatiepark] komt de kantonrechter niet toe aan een bewijsopdracht. [bewoner] heeft geen specifiek bewijsaanbod gedaan in haar conclusie van antwoord of tijdens de mondelinge behandeling. Dit betekent dat het beroep van [bewoner] op onverschuldigde betaling aan CAI in de hiervoor genoemde jaren niet slaagt en dat er daarom geen bedrag ten aanzien van deze post aan [bewoner] kan worden terugbetaald en verrekend kan worden. Eveneens heeft [bewoner] onvoldoende onderbouwd dat [recreatiepark] ongerechtvaardigd is verrijkt.
Conclusie in conventie en in reconventie
5.27.
Het voorgaande betekent dat [bewoner] in conventie een bedrag van € 7.437,26 aan [recreatiepark] moet betalen en dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. Omdat het primair gevoerde verweer in reconventie slaagt is een nadere bespreking en beoordeling van het subsidiair gevoerde verweer door [recreatiepark] niet meer nodig.
Buitengerechtelijke incassokosten in conventie
5.28.
[recreatiepark] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [recreatiepark] heeft aan [bewoner] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 746,86 toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is als vermogensschade toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar dienaangaande in verzuim is en voor zover die kosten voordien daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu echter niet gesteld is op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk door [recreatiepark] zijn betaald, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
Wettelijke rente in conventie
5.29.
De gevorderde rente over het bedrag aan hoofdsom vanaf 1 juli 2023 tot de dag van volledige betaling wordt als op de wet gegrond toegewezen.
Proceskosten in conventie
5.30.
[bewoner] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [recreatiepark] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
847,50
(2,5 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.603,82
Proceskosten in reconventie
5.31.
[bewoner] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [recreatiepark] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
238,00
(2 punten × € 238,00 x 0,5)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
357,00
5.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [bewoner] om aan [recreatiepark] te betalen een bedrag van € 7.437,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [bewoner] om aan [recreatiepark] te betalen een bedrag van 746,86 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [bewoner] in de proceskosten van € 1.603,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bewoner] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [bewoner] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [bewoner] af,
6.6.
veroordeelt [bewoner] in de proceskosten van € 357,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bewoner] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.7.
veroordeelt [bewoner] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.1. tot en met 6.4. en 6.6 en 6.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.