Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Het verzoek tot homologatie en de onderbouwing daarvan
multi purposedoeleinden. Daarnaast heeft de [groep] een garantiefaciliteit van de [bank] met een limiet van € 5.000.000,-. [verzoekster] is hoofdelijk aansprakelijk jegens de [bank] voor deze financiering. Het totale uitstaande saldo bedroeg op de fixatiedatum € 6.349.748 Bij het verstrekken van het krediet heeft de [bank] pandrechten bedongen op een aantal merkrechten, op alle (toekomstige) vorderingen en op alle bedrijfsactiva (waaronder de inventaris en voorraden).
- in geval van een hypothetische faillissementssituatie zal maximaal een vrij actief gerealiseerd kunnen worden van € 2.304.307,-;
- in geval van faillissement zal de Belastingdienst een vordering inbrengen van in totaal € 18.390.747,- (bestaande uit de loonheffingsschuld van [verzoekster] van € 2.424.465,- en de BTW-schuld van de fiscale eenheid waartoe [verzoekster] behoort van € 15.966.282,-);
- in faillissement zou de Belastingdienst op haar totale vordering dus maximaal een uitkering tegemoet kunnen zien van 12,53%;
- onder het akkoord zal aan de Belastingdienst ditzelfde percentage worden aangeboden over de onder het akkoord gebrachte loonheffingsvordering van € 2.424.465,-;
- over het restant van de loonheffingsvordering zal 10% worden uitgekeerd (net als aan de niet-MKB concurrente schuldeisers onder het akkoord wordt aangeboden);
- de totale uitkering aan de Belastingdienst onder het akkoord komt daarmee op € 515.847,-.
3.De beoordeling
in te money’ zijn). In het onderhavige geval is aan de voorwaarden van artikel 383 lid 1 Fw voldaan.