In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2024 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure betreffende een provisionele voorziening. De man en de vrouw, die een relatie hebben gehad, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017. De man verzoekt om de minderjarige aan hem toe te vertrouwen en om de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie te schorsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds januari 2024 volledig bij de man verblijft en dat de vrouw, vanwege persoonlijke problematiek, niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man toegewezen, in lijn met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, en heeft bepaald dat de minderjarige aan de man wordt toevertrouwd. Tevens is de verplichting van de man tot het betalen van kinderalimentatie geschorst. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.