Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De feiten
(...)
de woningen terug naar haar
1/3 “kwijtschelding” van het bedrag van de lening, hier was met rente €375.000,- van gemaakt, voor het bedrag van € 250.000,- - € 125.000,- direct betalen en € 125.000,- garant stellen middels een hypotheek op de woningen van [zus] en mij.
Inzake: [cliënt] / [B.V. 3]’ voor een totaal bedrag van € 21.082,31.
Alle openstaande facturen inzake [cliënt] / [B.V. 3] zijn betaald;
[crediteur] is volledig betaald.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 90.000,00toegewezen en voor het overige afgewezen.
€ 1.675,00toe.
€ 19.590,45 aan [advocatenkantoor] te betalen.
€ 100.202,96aan [cliënt] verschuldigd.
€ 19.590,45. Over het resterende bedrag van
€ 80.612,51dient [advocatenkantoor] de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025 te betalen.