ECLI:NL:RBZWB:2024:9483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-010559
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding voor reis- en verblijfskosten ex artikel 530 Sv

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding voor reis- en verblijfskosten op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend op 24 april 2023 door verzoeker, die vertegenwoordigd werd door mr. F. Tosun. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 14 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. R. Jacobs, en de advocaat van verzoeker aanwezig waren. Verzoeker was niet verschenen tijdens de behandeling.

Verzoeker had reiskosten gemaakt ter hoogte van € 56,67 en kosten voor rechtsbijstand van € 3.226,67. De advocaat voerde aan dat de reiskosten voor het verhoor onderdeel uitmaakten van het onderzoek en dus voor vergoeding in aanmerking kwamen. De officier van justitie betwistte echter de toewijsbaarheid van de reiskosten en refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank voor de kosten van rechtsbijstand.

De rechtbank oordeelde dat de reiskosten voor het verhoor op het politiebureau konden worden toegewezen, maar dat de reiskosten voor het bezoek aan de advocaat niet onder artikel 530 Sv vielen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.911,97, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand, reiskosten en kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door mr. E.G.F. Vliegenberg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/074480-23
rk-nummer: 23-010559
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 24 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [datum] 1989 te [plaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. F. Tosun op het adres: Ankersmidplein 2-8hg 1506 CK Zaandam
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.226,67, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 56,67, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 16 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 14 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R. Jacobs en mr. F. Tosun als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak jegens verzoeker is geseponeerd op 16 maart 2023. Verzoeker heeft reiskosten gemaakt voor een totaalbedrag van € 56,67 (bezoek en parkeerkosten advocaat ter hoogte van € 51,37 en bezoek en parkeerkosten politiebureau ter hoogte van € 5,30) en kosten voor de aan hem verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 3.226,67. Verzoeker verzoekt deze kosten aan hem te vergoeden, te vermeerderen met het forfaitaire bedrag voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat de complexiteit van de zaak niet zag op het voorlopige procesdossier maar op de uitgebreide (proces)bespreking met verzoeker aangezien het een witwasverdenking over een bepaalde periode betrof. Daarbij heeft de advocaat geen kantoorkosten in rekening heeft gebracht. Aangezien de reiskosten voor het verhoor een onderdeel zijn van het onderzoek van de zaak zijn deze volgens jurisprudentie [1] voor toekenning vatbaar.
De officier van justitie persisteert ten aanzien van de reiskosten die volgens het Openbaar Ministerie niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallen bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en heeft in aanvulling hierop een meer recente uitspraak [2] aangehaald. Ten aanzien van de kosten rechtsbijstand refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van €
3.226,67. is in het oordeel van de rechtbank in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal het gehele bedrag toekennen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met een verhoor op het politiebureau van €
5,30kunnen worden toegewezen. De verzochte reiskosten in verband met een bezoek aan de raadsvrouw vallen echter buiten het bereik van artikel 530 Sv, zodat de rechtbank de verzochte reis- en parkeerkosten ter hoogte van €
51,37zal afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.911,97‬, bestaande uit:
- € 3.226,67 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 5,30 aan reiskosten;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.911,97‬, zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocaten van Bennekom en Kat, onder vermelding van “ [verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 28 maart 2024 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 06 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1196
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:581