ECLI:NL:RBZWB:2024:9517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10181539 MB VERZ 22-1007
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens stilstaan op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Schouwburgring te Tilburg op 20 augustus 2021. Betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat er geen sprake was van een trottoir, maar van een in- of uitrit, en dat de gedraging niet had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier in overweging genomen en geoordeeld dat de gedraging voldoende was vastgesteld.

De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 14 september 2021, en de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter had langer dan twee jaar geduurd. Gezien deze overschrijding heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 75,-, plus € 9,- administratiekosten. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 875,00.

De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10181539 \ MB VERZ 22-1007
CJIB-nummer : 7062 5422 4400 8997
uitspraakdatum : 16 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Schouwburgring te Tilburg op 20 augustus 2021 om 11:36 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Er is geen sprake van een stoep, maar van een in- of uitrit. Betrokkene stond op een ander weggedeelte in de zin van Artikel 10 RVV. Gemachtigde verwijst naar de producties en verklaring van betrokkene. Of sprake is van een in- of uitrit moet worden vastgesteld aan de hand van de omstandigheden ter plaatse die voor verkeersdeelnemers voldoende kenbaar zijn. Doorgaans zal als in- of uitrit worden aangemerkt een wegdeel of pad dat toegang geeft tot de openbare weg. Het onderhavige “trottoir” is zodoende geen trottoir. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van een roldeur welke wordt gebruikt om goederen in en uit het voertuig te laden. Gelet hierop is er geen sprake van een trottoir. Tot slot is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Gelet hierop dient de sanctie met 25% gematigd te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het RVV 1990 bevat geen definitie of omschrijving van de begrippen “trottoir” of “voetpad”. Van belang is met name hoe het betreffende weggedeelte zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet. Gelet op de foto’s in het dossier is hier sprake van een trottoir. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard en het sanctiebedrag met 25% gematigd dient te worden. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht dat dit enkel voor de kantonfase dient te worden toegekend.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het enkele feit dat er een roldeur aanwezig is betekent niet dat er geen sprake is van een trottoir. De betrokkene had zich ervan moeten vergewissen of stilstaan op een bepaalde plek is toegestaan.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 14 september 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: