ECLI:NL:RBZWB:2024:9518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11040520 MB VERZ 24-517
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke signalering en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 22 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 16 december 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er sprake was van onduidelijke signalering. De gemachtigde verzocht om een proceskostenvergoeding en stelde dat de handhaving niet correct was uitgevoerd.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en aangevoerd dat er een fout was gemaakt in de procedure, waardoor het gerechtshof een verkeerd plan van aanpak had beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze met 25% gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De proceskostenvergoeding is toegekend voor de fase bij de kantonrechter.

De rechtbank heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete gematigd tot € 112,50 en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 11040520 \ MB VERZ 24-517
CJIB-nummer: 4062 5422 4865 9400
uitspraakdatum: 16 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 22 maart 2022 om 18:47 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft in het administratief beroep verklaard dat er sprake was van onduidelijke signalering. De situatie is recent aangepast, en betrokkene ging er van uit dat er buiten de aangegeven tijden mocht worden gereden. Gemachtigde stelt dat er sprake is van schending van de informatieplicht en de hoorplicht. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat het oorspronkelijke plan van aanpak, waarmee het openbaar ministerie heeft ingestemd, niet de digitale handhaving omvat op de onderhavige locatie. Later is besloten om deze locatie aan het voetgangersgebied toe te voegen en daar (ook) digitaal te handhaven. Er is echter geen nieuw plan van aanpak ingediend dan wel expliciet instemming verleend. Aldus is niet voldaan aan hetgeen in de Regeling is vermeld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het CVOM heeft een fout gemaakt en een verkeerd plan van aanpak overhandigd tijdens de hoger beroepsfase, waardoor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het plan van aanpak uit 2018 heeft beoordeeld. Tijdens deze zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger het plan van aanpak van 20 mei 2020 overhandigd. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het plan van aanpak van 20 mei 2020 had moeten beoordelen, maar door een fout in het hoger beroep is dat niet gebeurd. Het plan uit 2020 gaat over de uitbreiding van het voetgangersgebied en waarom zij via de digitale weg wilde gaan handhaven. Het CVOM bevestigt dat de gemeente contact heeft opgenomen met het CVOM en dat door het CVOM is ingestemd met het plan van aanpak van 20 mei 2020. Dit plan van aanpak dus is akkoord bevonden, waardoor de boa’s wel bevoegd waren om via de digitale weg te handhaven en boetes op te leggen.
Er is een periode geweest dat de bebording en de weginrichting in de Nieuwlandstraat onduidelijk was. De rechtbank heeft hiertoe een overzichtsuitspraak gewezen waaruit volgt dat alle boetes na 3 november 2021 terecht zijn opgelegd omdat de situatie ter plaatse vanaf die datum voldoende duidelijk was. Deze boete is op 20 april 2022 opgelegd en dient dus te worden gehandhaafd. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard en het sanctiebedrag met 25% gematigd dient te worden. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht dat dit enkel voor de kantonfase dient te worden toegekend.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet.
De kantonrechter is van oordeel dat er sprake van instemming en dat de boa’s wel bevoegd waren om via de digitale weg te handhaven en de boetes op te leggen.
Sinds 6 april 2021 is een gedeelte van de Nieuwlandstraat toegevoegd aan het voetgangersgebied in Tilburg. In de beginperiode werd volstaan met waarschuwingsbrieven. Vanaf 1 juli 2021 is er digitaal gehandhaafd en zijn boetes opgelegd.
De kantonrechter heeft op 28 maart 2023 in een groot aantal zaken geoordeeld over de boetes inzake de Nieuwlandstraat, zie ECLI:NL:RBZWB:2023:2062. De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het algemene oordeel in die zaak en neemt dit oordeel over.
Dat oordeel is verdeeld over drie periodes en komt kort gezegd op het volgende neer.
In periode 1 (van 1 juli 2021 tot en met 9 september 2021) was de bebording niet in orde, zodat geen boetes mochten worden opgelegd.
In periode 2 (van 10 september 2021 tot en met 2 november 2021) was sprake van een zo onduidelijke situatie dat het niet redelijk was om een boete op te leggen.
Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) is vanaf 3 november 2021 (periode 3) naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. In beginsel is er dan ook geen aanleiding om boetes die zijn opgelegd vanaf 3 november 2021 onrechtmatig te achten of te matigen.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te denken. De boete is dus terecht opgelegd.

Overschrijding redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 20 april 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim zeven maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: