Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Overschrijding redelijke termijn
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 22 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 16 december 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er sprake was van onduidelijke signalering. De gemachtigde verzocht om een proceskostenvergoeding en stelde dat de handhaving niet correct was uitgevoerd.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en aangevoerd dat er een fout was gemaakt in de procedure, waardoor het gerechtshof een verkeerd plan van aanpak had beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze met 25% gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De proceskostenvergoeding is toegekend voor de fase bij de kantonrechter.
De rechtbank heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete gematigd tot € 112,50 en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.