Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 16 december 2024 zijn zowel de betrokkene als zijn gemachtigde verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.
De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de bromfiets zonder zijn medeweten was weggehaald door de woningbouwstichting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de verplichting om het voertuig te verzekeren of te schorsen bij de kentekenhouder ligt. Desondanks heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 200,-, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.
De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 1.187,00. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.