Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir op de Willem II-straat te Tilburg op 5 juni 2021. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende kon worden aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de foto in het dossier. De betrokkene had echter aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat het bord niet zichtbaar was op de foto en er geen adequate schouwrapporten waren overgelegd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd daarom met 25% gematigd.
De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete vastgesteld op € 112,50, en de proceskostenvergoeding voor de betrokkene vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.