Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bromfietser de rijbaan had gebruikt terwijl er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig was. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het ontbreken van veilige infrastructuur voor speed pedelecs. Betrokkene stelde dat de snelheid van zijn voertuig dichter bij die van een elektrische fiets ligt en dat het gebruik van de rijbaan onveilig was. Hij verwees naar een verkeerscontrole waar hoge snelheden waren gemeten en had een geluidsopname waarin de verbalisant instemde met het gebruik van het fietspad.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat het voertuig geclassificeerd is voor de rijbaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook erkend dat de boete gematigd moest worden, gezien de nieuwe aard van het vervoersmiddel en de mogelijke gevaren van het rijden op de rijbaan. Uiteindelijk is de boete gematigd tot € 50,-, en moet de officier van justitie het teveel betaalde bedrag van € 70,- terugbetalen aan betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.