ECLI:NL:RBZWB:2024:9523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10930676 MB VERZ 24-133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet stoppen bij stopbord, gedeeltelijk gegrond verklaard met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het niet stoppen bij een stopbord op de Baflostraat te Tilburg op 24 juni 2022. Na een ongegrond verklaard beroep bij de officier van justitie, heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De verklaring van de verbalisant werd als voldoende bewijs beschouwd, ondanks de argumenten van de betrokkene dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was en dat de verbalisant de verkeerde feitcode had toegepast. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. Daarnaast werd vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk werd de boete met 25% gematigd en werd de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De kantonrechter heeft de officier van justitie ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10930676 \ MB VERZ 24-133
CJIB-nummer: 3062 5422 5043 9912
uitspraakdatum: 16 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: niet stoppen bij stopbord (bord B7) op de Baflostraat te Tilburg op 24 juni 2022 om 15:01 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. De verklaring dat de verbalisant op de fiets was, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De verbalisant heeft verder niets verklaard over de verkeersomstandigheden of de snelheid waarmee het betrokken voertuig reed. Gemachtigde verwijst naar een ongepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voorts heeft de verbalisant de verkeerde feitcode toegepast. De verbalisant had feitcode R549c moeten toepassen. Op deze feitcode staat een hoger sanctiebedrag hetgeen betekent dat wijzigen van de feitcode niet langer mogelijk is. Voorts stelt gemachtigde dat sprake is van schending van de hoorplicht. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant had ook een andere feitcode kunnen gebruiken maar dat maakt niet dat de gekozen feitcode niet juist is. De gedraging kan worden vastgesteld. De verbalisant was niet herkenbaar en op de fiets en had hierdoor geen mogelijkheid om betrokkene staande te houden.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat
hij niet herkenbaar was en op de fiets.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep op de inleidende beschikking is gelet hierop deels gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 84,37, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,63, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: