Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op het Piusplein in Tilburg op 18 augustus 2023. Betrokkene, die werkzaam is in de schoonmaakbranche, stelde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene had gecontroleerd op de website van de Gemeente Tilburg en was zich niet bewust van de fout, omdat het volgens de informatie op de website toegestaan zou zijn om het voetgangersgebied in te rijden van 06:00 tot 11:00 uur. Betrokkene verzocht om vernietiging van de sanctiebeschikking, omdat de informatie op de website onjuist zou zijn en hij op de locatie aanwezig was voor werkzaamheden.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, verzocht om de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Desondanks heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil, rekening houdend met de omstandigheden van betrokkene en het feit dat hij nu een ontheffing heeft aangevraagd. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.