Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 27 km per uur harder dan toegestaan op een weg buiten de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op de N261, ter hoogte van hectometerpaal 6.0, op 1 augustus 2023 om 12:20 uur. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de betrokkene uit een 60 km-zone kwam die niet geëindigd was. De gemachtigde verzocht ook om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de boete terecht was opgelegd en dat de rijroute die door de gemachtigde was opgegeven, niet concreet was, omdat deze verwees naar een niet-bestaande straat.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, ondanks de argumenten van de betrokkene. De boete is derhalve terecht opgelegd en het beroep is ongegrond verklaard. Ook is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.