Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, specifiek op de Joannes van Oisterwijkstraat te Tilburg op 29 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 16 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat hij geen verkeersborden had gezien die het parkeerverbod aangaven. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter merkte op dat de rijroute die de betrokkene had opgegeven onvoldoende concreet was en dat hij zich had moeten vergewissen van de parkeerregels op de betreffende locatie.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de verklaring van de verbalisant in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de verantwoordelijkheid van de betrokkene om zich te houden aan de geldende verkeersregels.