Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 20 km per uur harder dan toegestaan binnen de bebouwde kom op de Ringbaan-Noord te Tilburg op 23 juni 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 16 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, gehoord. De gemachtigde van de betrokkene had in het beroepschrift aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte het beroep ongegrond had verklaard, en dat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de meting door de verbalisant. De gemachtigde stelde ook dat er sprake was van schending van de hoorplicht en vroeg om een proceskostenvergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De kantonrechter vond geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.