ECLI:NL:RBZWB:2024:980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418139 / FA RK 24/245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt in zorginstelling

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor de cliënt, geboren in 1993, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van 24 maanden, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de cliënt, zijn advocaat en zorgprofessionals, aanwezig waren.

De cliënt ervaart zijn huidige zorgaccommodatie als onprettig en heeft de wens om naar een andere plek te verhuizen waar hij meer vrijheden heeft. De gedragsdeskundige heeft aangegeven dat de cliënt lijdt aan een licht verstandelijke beperking en psychische problemen, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om hem de benodigde structuur en zorg te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit te voorkomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden te verlenen, in plaats van de verzochte 24 maanden, vanwege de termijnoverschrijding en de specifieke omstandigheden van de zaak. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418139 / FA RK 24/245
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 5 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van 24 maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. van de Voorde te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 1 augustus 2022;
- de aanvraag van 10 januari 2024;
- de medische verklaring van 13 november 2023;
- de beschikking van deze rechtbank van 21 december 2017 waarbij de onder curatelestelling over cliënt is uitgesproken;
- de mondelinge beslissing van deze rechtbank van 5 april 2023, op 7 april 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , bestuurder;
- de heer [naam 2] , gedragsdeskundige/aanvrager;
- de heer [naam 3] , bestuurder;
- de moeder van cliënt;
- mevrouw [naam 4] , curator.
Tevens was mevrouw [naam 5] , collega van de curator als toehoorder aanwezig.
.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van vierentwintig maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij de huidige zorgaccommodatie als niet prettig ervaart. Het voelt voor hem vergeleken met de andere bewoners alsof hij de enige is die een andere behan-deling krijgt. Hij wil daarom naar een andere vergelijkbare plek, waar hij meer vrijheden heeft en hij samen met de andere bewoners een dagprogramma kan volgen. Wanneer later tijdens de mondelinge behandeling door zijn advocaat wordt bepleit dat in geval van toewijzing van het voorliggend verzoek een opvolgende machtiging niet voor een langere periode dan voor zes maanden kan worden verleend merkt cliënt op dat hij daar dan nog wel achter zou kunnen staan.
3.2
De gedragsdeskundige licht toe dat cliënt kampt met een licht verstandelijke beperking. Hij is tevens bekend met psychoses als gevolg van middelengebruik. Cliënt is aangewezen op c.q. afhankelijk van 24 uurs zorg. De laatst verleende zorgmachtiging is verstreken per 5 oktober 2023. Er werd van uit gegaan dat cliënt tevreden was over zijn verblijf in de zorgaccommodatie. Dit bleek echter niet het geval. Verplichte zorg ziet hij als de enige manier om aan cliënt de zorg en structuur te kunnen bieden die hij nodig heeft. Cliënt stelt zich niet of althans onvoldoende open voor deze zorg. Hij ondersteunt daarom het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, als verzocht.
3.3
De heer [naam 3] merkt aanvullend op dat cliënt regelmatig weg liep. Naar achteraf bleek had hij in elk geval bij het Leger des Heils overnacht, voor het overige was het onduidelijk waar hij was geweest en wat hij had ondernomen. Aangenomen werd op basis van eerdere ervaringen dat hij spullen had verkocht en van de opbrengst middelen had aangeschaft. Hij heeft in het verleden delicten gepleegd om aan drugs te komen. Cannabis is echter een zeer slechte combinatie met de psychische problematiek van betrokkene. Ook is er daardoor een vergroot risico op ernstige psychische schade. Ondanks dat er geen zorgmachtiging meer onderliggend was is besloten om dwangmatige zorg toe te passen, bedoeld om cliënt te kunnen blijven behandelen. Daarbij speelt tevens een belangrijke rol dat de gecombineerde problematiek van cliënt maakt dat alle andere tot dusver benaderde vergelijkbare zorgaccommodaties niet op hem zitten te wachten. Cliënt valt als het ware tussen de wal en het schip, hem nu elders plaatsen zou betekenen dat hem te kort wordt gedaan. De heer [naam 1] sluit zich daarbij aan. Hij licht toe dat al wat tot dusver is en wordt ingezet mede was/is bedoeld om met cliënt daadwerkelijk in gesprek te raken en op die wijze tot een positieve behandelrelatie te komen.
3.4
De moeder van cliënt merkt op dat haar zoon in de huidige zorgaccommodatie een goede plek heeft. Zij stelt vast dat hij dit zelf anders ziet, maar zij hoopt dat hij dit op enig moment ook zal gaan inzien.
3.5
De curator sluit zich aan bij hetgeen door de moeder is opgemerkt. Wel respecteert zij de wens van cliënt om naar een andere vergelijkbare zorgaccommodatie te verhuizen, maar tegelijkertijd moet zij vaststellen dat deze zorgaccommodaties hem afwijzen.
3.6
De advocaat van cliënt voert aan dat zij op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling niet betwist dat zich in het verleden en ook nu de situatie voordoet dat een psychische stoornis bij haar cliënt leidt tot ernstig nadeel en dat een verplichte opname en verblijf noodzakelijk is ter afwending van dit ernstig nadeel. Daaraan doet echter niet af dat haar cliënt tijdens het voorgesprek met haar stellig heeft aangegeven niet in de huidige zorgaccommodatie te willen zijn, nu dit verblijf hem het gevoel bezorgt als het ware gevangen te zijn. Cliënt verblijft voornamelijk op zijn kamer, waar hij niet veel om handen heeft. Ook zijn de nodige spullen van hem ingenomen en beschikt hij niet of nauwelijks over vrijheden. Er wordt zelfs bepaald of/wanneer hij mag gaan roken. Dit bij elkaar maakt dat bij cliënt een sterke wens aanwezig is om in een andere vergelijkbare zorgaccommodatie te verblijven waar hem wel vrijheden worden toegekend. Indien die mogelijkheid niet binnen afzienbare tijd voorhanden mocht zijn dient in de huidige zorgaccommodatie in elk geval gewerkt te gaan worden aan het bieden van extra vrijheden aan haar cliënt.
Voor het geval de rechtbank toewijzend mocht beslissen op het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf wijst zij erop dat de situatie, bedoeld in de beslissing van de Hoge Raad van 12 februari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:227), waarbij ondanks een termijnoverschrijding toch een zorgmachtiging voor een periode van vierentwintig maanden is verleend, zich hier niet voor doet. Er is in dit geval immers van een aanmerkelijk langere termijnoverschrijding sprake. In geval van toewijzing van het verzoek moet volgens de advocaat dus worden uitgegaan van een eerste verzoek en dus van een maximum periode van zes maanden.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis met een lagere emotionele kalenderleeftijd. Daarnaast is er sprake van schizofrenie, middelenafhankelijk-heid en PTSS. De stoornis is door of namens cliënt niet weersproken of betwist.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische en financiële schade, ernstige ver-waarlozing en maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, terwijl er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat
cliënt zich frequent heeft onttrokken - waaronder door middel van wegloopacties - aan de hem geboden zorg en structuur, bedoeld om te voorkomen dat hij terugvalt in middelen-gebruik, waarvan is gebleken dat dit in combinatie met zijn psychische aandoening tot ernstig nadeel leidt, als hiervóór onder 4.2 weergegeven.
4.4
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens de stukken en toelichting daarop cliënt geen, althans beperkt ziekte- en probleembesef/-inzicht heeft, terwijl hij bovendien bepaald geen intrinsieke motivatie toont om vrijwillig mee te werken aan de behandeling die voor hem noodzakelijk wordt geacht.
4.5
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Voor wat betreft de verzochte duur van de te verlenen machtiging volgt de rechtbank het standpunt van de advocaat van cliënt dat de termijnoverschrijding zodanig is, dat van een situatie als bedoeld in de beslissing van de Hoge Raad van 12 februari 2021 in dit geval niet kan worden gesproken. Dit betekent dat de zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , [land] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 augustus 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.