Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden van 4 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Groenewoudlaan te Waalwijk op 9 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2025 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden. De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. De gemachtigde verwees naar artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:1256) ter ondersteuning van zijn standpunt.
De kantonrechter heeft overwogen dat de verbalisant had moeten afzien van het opleggen van de boete aan de kentekenhouder, tenzij er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Aangezien de verbalisant niet meer in dienst was en er geen aanvullend proces-verbaal was ingediend, was er onvoldoende bewijs dat er geen mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete ingetrokken. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedragen.