ECLI:NL:RBZWB:2025:1091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10943511 \ MB VERZ 24-160
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging en onvoldoende bewijs van staandehouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden van 4 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Groenewoudlaan te Waalwijk op 9 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2025 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden. De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. De gemachtigde verwees naar artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:1256) ter ondersteuning van zijn standpunt.

De kantonrechter heeft overwogen dat de verbalisant had moeten afzien van het opleggen van de boete aan de kentekenhouder, tenzij er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Aangezien de verbalisant niet meer in dienst was en er geen aanvullend proces-verbaal was ingediend, was er onvoldoende bewijs dat er geen mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete ingetrokken. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10943511 \ MB VERZ 24-160
CJIB-nummer : 1062 5422 5508 7486
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 4 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de Groenewoudlaan te Waalwijk op 9 januari 2023 om 10:27 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is in zijn algemeenheid onvoldoende. Gemachtigde verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:1256). Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Gelet hierop dient de sanctie met 25% gematigd te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger heeft een aanvullend proces-verbaal opgevraagd, waarin de verbalisant een toelichting geeft op de mogelijkheid tot staandehouding en ingaat op het verweer van betrokkene. Echter is de betreffende verbalisant niet meer in dienst en geeft het dossier onvoldoende duidelijkheid. Gelet hierop kan de gedraging niet worden vastgesteld.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat sprake was van een mobiele radarcontrole. De kantonrechter overweegt, onder verwijzing naar ECLI:NL:GHARL:2023:1256, dat ook bij een mobiele radarcontrole zich onder omstandigheden een reële mogelijkheid kan voordoen om de bestuurder staande te houden. De enkele mededeling dat sprake was van een mobiele radarcontrole is dan ook onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Daarom is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld hierover een aanvullend proces-verbaal op te laten maken.
Nu er geen aanvullend proces-verbaal is gekomen, is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 38,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: