ECLI:NL:RBZWB:2025:1101

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11345328 \ MB VERZ 24-1636
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie verklaarde het beroep gegrond en stelde de hoogte van de proceskostenvergoeding vast. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, was van mening dat de door de officier van justitie gehanteerde verminderingsfactor van 0,25 niet terecht was en dat de procespuntwaarde in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de argumenten van de gemachtigde gehoord, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft geen inhoudelijk standpunt ingenomen.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen Wahv-procedures en andere bestuursrechtelijke procedures. Dit onderscheid kan mogelijk in strijd zijn met het discriminatieverbod, waardoor artikel 13a, tweede lid, van de Wahv buiten toepassing moet worden gelaten. Gezien deze overwegingen heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf een proceskostenvergoeding vastgesteld. De totale proceskostenvergoeding is berekend op € 905,50, die de officier van justitie aan de betrokkene moet vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met vermelding van het zaaknummer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 11345328 \ MB VERZ 24-1636
CJIB-nummer : 7062 5422 6410 0547
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard. De officier van justitie heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding als volgt vastgesteld: 2,0 (procespunten) x € 624,- (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,25 (extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding). Dit heeft geleid tot een totale proceskostenvergoeding van € 156,-. Tegen deze beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene zich niet kan verenigen met de door de officier van justitie gehanteerde verminderingsfactor van 0,25. Kortgezegd is daarvoor van belang dat de waarde per punt in het administratief beroep niet is gewijzigd. De officier van justitie stelt zelfstandig een kostenvergoeding vast die is gebaseerd op artikel 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht en niet op basis van het gewijzigde artikel 13a, tweede lid, Wahv. Daarnaast voert de gemachtigde aan dat de procespuntwaarde strijdig is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Subsidiair verzoekt de gemachtigde de wegingsfactor gemiddeld toe te passen in plaats van licht. Ter zitting heeft gemachtigde verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:7769) met het verzoek om artikel 13a buiten toepassing te laten en verzoekt daarbij om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger neemt in deze zaak geen inhoudelijk standpunt in.

Overwegingen

De kantonrechter verwijst naar bovengenoemd arrest van het gerechtshof waarin is geoordeeld dat de wetgever voor de vaststelling van de hoogte van de proceskostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand onderscheid heeft gemaakt tussen Wahv-procedures enerzijds en andere bestuursrechtelijke procedures (niet zijnde WOZ- en bpm-procedures) anderzijds. Het hof kan bij gebrek aan in het kader van de totstandkoming van deze bepaling aanwezige informatie niet beoordelen of het gemaakte onderscheid in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en/of artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Aangezien die mogelijkheid niet valt uit te sluiten, moet artikel 13a, tweede lid, van de Wahv (nieuw) buiten toepassing worden gelaten.
Gelet hierop zal de kantonrechter het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zelf een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordtvoor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 323,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 161,75
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 905,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie voor zover het de proceskostenvergoeding betreft;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 905,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: