ECLI:NL:RBZWB:2025:1105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10309005 \ MB VERZ 23-139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens rijden op het trottoir, gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad op het Pieter Vreedeplein te Tilburg op 20 september 2021. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat er geen bord of aanduiding was van de doodlopende weg waar betrokkene inreed. Betrokkene moest keren en heeft hierdoor een klein stukje over het fietspad gereden, waarbij hij twee keer is geflitst. De gemachtigde stelde dat het niet ontvangen van een zaakoverzicht een schending van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebracht, wat de verdediging van betrokkene heeft geschaad.

De kantonrechter heeft overwogen dat het opleggen van meerdere boetes voor dezelfde gedraging in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018. Dit beleidskader schrijft voor dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. Aangezien de tweede boete was opgelegd vóór de verzending van de eerste boetebeschikking, heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de boetebeschikking vernietigd. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.392,25 toegekend aan betrokkene.

De uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10309005 \ MB VERZ 23-139
CJIB-nummer : 3062 5422 4484 4532
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op het Pieter Vreedeplein te Tilburg op 20 september 2021 om 21:21 uur.
Betrokkene heeft in het administratief beroepschrift samengevat aangevoerd dat er geen bord of aanduiding is van de doodlopende weg waar betrokkene inreed. Betrokkene moest keren en heeft hierdoor een klein stukje over het fietspad gereden. Betrokkene is in diezelfde keer-manoeuvre twee keer geflitst. Om de fietsers niet in gevaar te brengen heeft betrokkene even moeten wachten om vervolgens veilig te keren, hierdoor is betrokkene binnen enkele seconden tweemaal geflitst. Gemachtigde stelt dat geen zaakoverzicht is ontvangen, waardoor een zorgvuldige afweging van de feiten, als ook het reageren op het proces-verbaal van verbalisant niet mogelijk is. Nu gemachtigde het zaakoverzicht niet heeft ontvangen is sprake van een schending van artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast is betrokkene in zijn verdedigingsbelang geschaad. Het niet opsturen van bewijsstukken die nodig zijn bij de inhoudelijke behandeling is in strijd met artikel 6 EVRM en de algemene beginselen van een behoorlijke procesorde. Nu het zaakoverzicht niet op ambtseed is afgelegd kan hieraan geen bijzondere bewijskracht toekomen. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde aangevoerd dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen. In dit geval is in strijd gehandeld met het beleidskader.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het opleggen van deze tweede boete is in strijd met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken), vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de tweede boete opgelegd vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader.
Het beroep is dus gegrond en de boetebeschikking zal worden vernietigd.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 161,75
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.392,25

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.392,25;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: