ECLI:NL:RBZWB:2025:111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
24/187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrente en de aansprakelijkheid van de belastingplichtige bij verhuur van een woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de belastingrentebeschikking van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, woonachtig in de Verenigde Staten, had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen over het jaar 2019, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.634 was vastgesteld. Daarnaast was er € 746 aan belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank behandelt het beroep dat de belanghebbende had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 januari 2024, waarin het bezwaar ongegrond was verklaard.

De rechtbank concludeert dat de belastingrentebeschikking terecht is opgelegd. De belanghebbende had zijn woning per 20 maart 2019 verhuurd, waardoor de hypotheekrente niet meer aftrekbaar was als kosten met betrekking tot de eigen woning. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens in zijn aangifte en dat hij had moeten controleren of de ingevulde gegevens correct waren. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur terecht heeft gesteld dat de belanghebbende de verdeelsleutel voor de hypotheekrente had moeten invullen, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank handhaaft de belastingrentebeschikking en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van belastingplichtigen om hun aangiften zorgvuldig in te vullen, vooral wanneer er wijzigingen in de situatie zijn, zoals verhuur van een woning. De rechtbank maakt duidelijk dat het niet voldoende is om te vertrouwen op vooraf ingevulde gegevens van de Belastingdienst, en dat belastingplichtigen proactief moeten zijn in het controleren van hun aangiften.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1] (de Verenigde Staten), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 januari 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.634 (de aanslag). Gelijktijdig heeft de inspecteur € 746 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft belanghebbende digitaal deelgenomen. Namens de inspecteur zijn mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is uitsluitend de in rekening gebrachte belastingrente in geschil. De rechtbank beoordeelt of de belastingrentebeschikking terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de belastingrentebeschikking terecht is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolg dit heeft.

Feiten

3. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn vanaf 2017 woonachtig in de Verenigde Staten.
3.1.
Zij hebben in 2019 samen een woning aan de [adres] te [plaats 2] (de woning). De woning wordt vanaf 20 maart 2019 verhuurd aan derden.
3.2.
Aan belanghebbende is op 15 januari 2019 een voorlopige aanslag opgelegd die resulteert in een te ontvangen bedrag van € 8.623.
3.3.
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2019 op 2 september 2020 ingediend conform de vooraf ingevulde aangifte (VIA). Het belastbaar inkomen uit werk en woning is in de aangifte als volgt opgebouwd:
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
€ 114.193
Eigenwoningforfait
€ 1.108
Aftrekbare rente
- € 18.659
Saldo eigen woning
- € 17.551
Aandeel inkomsten eigen woning
- € 17.551
Totaal uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- € 1.565
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 95.077
3.4.
Naar aanleiding van de ingediende aangifte is aan belanghebbende een (tweede) voorlopige aanslag opgelegd die resulteert in een (meer) te ontvangen bedrag van € 696.
3.5.
De inspecteur heeft de aanslag vastgesteld in afwijking van de ingediende aangifte. Daarbij heeft de inspecteur het saldo van de inkomsten uit eigen woning gecorrigeerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
€ 114.193
Eigenwoningforfait
€ 1.152
Aftrekbare rente
- € 4.146
Saldo eigen woning
- € 2.994
Aandeel inkomsten eigen woning
- € 2.994
Totaal uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- € 1.565
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 109.634
3.6.
Door de eerder ontvangen belastingbedragen en de ingehouden loonheffing te verrekenen met de verschuldigde IB/PVV resulteert dat tot een bij de aanslag te betalen bedrag van € 7.135. De inspecteur heeft daarover € 746 belastingrente in rekening gebracht.
3.7.
De inspecteur heeft ter zitting een schermprint van een nog niet ingediende aangifte overgelegd voor het belastingjaar 2019 waarop de volgende informatie met betrekking tot ‘hypotheken en andere schulden’ staat aangeven:
“Verdeling van de schuld en de rente
Vul in welk deel van de schuld is gebruikt voor het hoofdverblijf.
U hebt een woning die voor een deel van het jaar onder de eigenwoningregeling valt. Wordt deze schuld gebruikt voor die woning? Vul dan onder ‘Deel hoofdverblijf’ het bijbehorende deel van de schuld, de rente en de eventuele financieringskosten in.
Klik op het vraagteken bij de vragen hieronder voor meer informatie.

Totaal

Dit is het totaalbedrag van de rente over de schuld. Verdeel het totaalbedrag over de bestedingsdoelen in de volgende kolommen.

U moet de rente over de schuld splitsen, omdat deze schuld niet geheel of niet het hele jaar onder de eigenwoningschuld valt. Dat kan zijn omdat een deel van de schuld niet is aangegaan voor de aankoop, verbetering of onderhoud van uw hoofdverblijf. Het kan ook zijn dat uw voormalige hoofdverblijf niet langer onder de eigenwoningregeling valt in verband met de bijleenregeling. Op onze internetsite leest u meer informatie over de bijleenregeling.
Afhankelijk van uw situatie kunt u de volgende onderdelen te zien krijgen:
  • Deel hoofdverblijf: Vul hier het gedeelte in dat hoort bij uw huidige of toekomstige hoofdverblijf.
  • Deel restschuld: Vul hier het gedeelte in dat hoort bij de restschuld voor uw voormalige hoofdverblijf.
  • Ander deel/Ander bestedingsdoel: Vul hier het gedeelte in dat niet hoort bij uw huidige, voormalige of toekomstige hoofdverblijf.”

Overwegingen

De belastingrentebeschikking
4. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de woning per 20 maart 2019 is gaan verhuren. Dat betekent dat de hypotheekrente vanaf dat moment niet meer aftrekbaar was als kosten met betrekking tot de eigen woning. Om die reden is de aanslag – terecht – in afwijking van de aangifte opgelegd aan belanghebbende.
4.1.
Belastingrente wordt op grond van de wet (onder meer) in rekening gebracht als een aanslag IB/PVV wordt opgelegd naar een te betalen belastingbedrag. [1]
4.2.
Belanghebbende stelt dat de belastingrentebeschikking dient te worden vernietigd, omdat er fouten zitten in het aangifteprogramma van de Belastingdienst. Dat in eerste instantie het volledige bedrag aan hypotheekrente is afgetrokken, is niet aan hem te wijten maar aan de Belastingdienst zelf. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij de aangifte met behulp van de VIA heeft ingediend en ervan uitging dat het ingevulde bedrag aan aftrekbare hypotheekrente juist was.
4.3.
De inspecteur heeft toegelicht dat inderdaad het volledige bedrag aan hypotheekrente vooraf is ingevuld, maar dat belanghebbende vervolgens de verdeelsleutel – die is opgenomen in de aangifte IB/PVV – had moeten invullen. In die verdeelsleutel had belanghebbende moeten aangeven welk deel van de hypotheekrente betrekking had op de periode van de verhuur van de woning en welk deel op de periode dat de woning was aan te merken als het hoofdverblijf. Dat heeft hij niet gedaan. Het gaat volgens de inspecteur dus niet om een fout in het aangifteprogramma.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht belanghebbende geen vertrouwen ontlenen aan de VIA. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in de aangifte en dient – voordat hij de aangifte indient – de gegevens te controleren en eventueel te wijzigen indien nodig. Dat belanghebbende de VIA evenwel heeft gebruikt voor eerdere belastingjaren en dat die aangiften wel juist waren ingediend, betekent niet dat de gegevens ook dit jaar weer juist zijn.
4.5.
De rechtbank acht naar aanleiding van de toelichting van de inspecteur verder aannemelijk dat in het aangifteprogramma een verdeelsleutel had moeten worden ingevuld en tijdens het invullen van de aangifte kon worden geklikt op het “?” waarna aanvullende informatie zou verschijnen over de verdeling en aftrekbaarheid van de betaalde hypotheekrente (zie 3.7). Daarnaast heeft belanghebbende erkend dat hij ervan op de hoogte was dat de woning niet meer kwalificeerde als eigen woning toen hij werd verhuurd. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vergissing van belanghebbende voor zijn rekening en risico te komen. Dat hij het “?” in de aangifte mogelijkerwijs niet heeft gezien, maakt dat niet anders. Dat betekent dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht.
4.6.
Al hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de belastingrentebeschikking gehandhaafd blijft.
5.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ook krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 10 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30fc, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).