Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep van belanghebbende was gericht tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2019, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De rechtbank oordeelde dat het niet betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar was. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en had een termijn gesteld waarbinnen dit moest gebeuren. Ondanks een beroep op betalingsonmacht door de gemachtigde van belanghebbende, werd dit verzoek afgewezen omdat er geen aanvullende informatie werd verstrekt. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende het griffierecht niet tijdig had betaald en dat er geen goede reden was voor dit verzuim. Hierdoor bleef het bestreden besluit van de inspecteur in stand en werd het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.