ECLI:NL:RBZWB:2025:1337

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
9 maart 2025
Zaaknummer
11369137 CV EXPL 24-3828 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop met achteraf betalen en bewijslevering van ontvangst door gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of de gedaagde de bestelde goederen heeft ontvangen van de webwinkel Dekbed Discounter, waarvoor hij achteraf betalen via Billink heeft gekozen. De eiser, Billink B.V., heeft de vordering van de webwinkel overgenomen en vordert betaling van een openstaand bedrag van € 85,43, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde betwist de ontvangst van de goederen en is daarom niet bereid te betalen. De kantonrechter heeft Billink opgedragen te bewijzen dat de gedaagde de bestelling heeft ontvangen. De kantonrechter overweegt dat, indien de ontvangst wordt bewezen, ook moet worden getoetst of de webwinkel en Billink aan hun verplichtingen op grond van het consumentenrecht hebben voldaan. De kantonrechter heeft daarbij een gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst overwogen, omdat Billink onvoldoende heeft aangetoond dat aan de precontractuele informatieverplichtingen is voldaan. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door Billink, waarbij de kantonrechter ook aandacht vraagt voor de vraag of de kosten die Billink in rekening brengt deel uitmaken van haar verdienmodel, wat gevolgen kan hebben voor de toepasselijkheid van consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11369137 \ CV EXPL 24-3828
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap BILLINK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Billink,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] aan het [adres] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 oktober 2024 met producties;
- het extract-audiëntieblad van de rolzitting van 6 november 2024 met bijlagen;
- de akte van Billink van 4 december 2024 met één productie;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 10 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
Waar gaat deze zaak over?
[gedaagde] heeft een bestelling gedaan bij Dekbed Discounter (verder: de webwinkel) en gekozen voor achteraf betalen via Billink. [gedaagde] betwist de bestelling te hebben ontvangen, zodat hij niet bereid is de vordering te betalen. Billink wordt in de gelegenheid gesteld de ontvangst van de bestelling door [gedaagde] te bewijzen. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat, als komt vast te staan dat de bestelling is ontvangen, ambtshalve moet worden getoetst of de webwinkel en mogelijk Billink aan hun verplichtingen op grond van het consumentenrecht hebben voldaan. De kantonrechter komt tot een gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst van 20%. Daarnaast is mogelijk sprake van een kredietovereenkomst waarop Titel 2A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Hierover mag Billink zich uitlaten.
2. De feiten
Tussen partijen staat het volgende vast:
  • [gedaagde] heeft op 24 november 2023 een bestelling geplaatst bij de webwinkel en heeft daarbij gekozen voor achteraf betalen via Billink;
  • de vordering van de webwinkel is vervolgens overgedragen door de webwinkel aan Billink;
  • in de periode december 2023 tot en met juli 2024 heeft Billink [gedaagde] aangemaand tot betaling van het openstaande bedrag. [gedaagde] heeft daarop steeds aangegeven de bestelling niet te hebben ontvangen, zodat hij niet bereid is de vordering te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Billink vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 85,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 42,97 vanaf 15 oktober 2024 tot de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Billink stelt dat tussen [gedaagde] en de webwinkel een koopovereenkomst is gesloten. De webwinkel heeft daarbij voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW en volgende. [gedaagde] heeft bij het afrekenen gekozen voor de optie achteraf betalen via Billink. Vervolgens is de vordering uit hoofde van de koopovereenkomst overgegaan op Billink. Op het verweer van [gedaagde] voert Billink aan dat de vordering op het adres van [gedaagde] is afgeleverd. Ter onderbouwing van haar stelling legt zij een afschrift van de bezorging door DHL over. [gedaagde] laat de vordering dan ook ten onrechte onbetaald, zodat hij rente en kosten verschuldigd is geworden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij de bestelde producten niet heeft ontvangen, zodat hij niet bereid is de vordering te voldoen. Dit heeft hij ook telkens nadat hij een aanmaning ontving aan Billink medegedeeld.

4.De beoordeling

De beoordeling van het verweer:
4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een bestelling bij de webwinkel heeft gedaan en dat hij ervoor heeft gekozen om achteraf te betalen via Billink. De vordering van de webwinkel is daardoor overgegaan op Billink.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] de bestelling heeft ontvangen. Billink legt ter onderbouwing daarvan een overzicht van de Track & Trace code van DHL over, waaruit naar haar mening volgt dat het pakket op het adres van [gedaagde] is afgeleverd op 3 december 2023. [gedaagde] betwist de ontvangst van de bestelling en verwijst naar zijn reacties op de aanmaningen van Billink.
4.3.
De kantonrechter ziet aanleiding Billink op te dragen te bewijzen dat de bestelling is ontvangen door [gedaagde] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stelling door [gedaagde] gedurende het buitengerechtelijke proces en in deze procedure, is het aan Billink haar stelling te bewijzen. Uit het overzicht van de Track & Trace code van DHL volgt niet in welk jaar het pakket is afgeleverd en ook niet dat het pakket deze bestelling betrof, zodat dit overzicht onvoldoende is om de ontvangst van de bestelling door [gedaagde] te bewijzen.
Ambtshalve toetsing:
4.4.
Voor zover na bewijslevering komt vast te staan dat de bestelling door [gedaagde] is ontvangen, overweegt de kantonrechter dat zij ambtshalve dient te beoordelen of de webwinkel en (mogelijk) Billink aan alle verplichtingen die volgen uit het consumentenrecht hebben voldaan. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677). De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.5.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar (de webwinkel) en een consument ( [gedaagde] ). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230v BW worden voldaan. Dat aan deze verplichtingen is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd.
4.6.
Billink heeft in de dagvaarding gesteld dat de webwinkel heeft voldaan aan de voornoemde (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Immers, uit de overgelegde producties volgt niet dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de essentiële informatieverplichting als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan.
4.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad moet de kantonrechter aan een schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. De kantonrechter is van oordeel dat het passend is de koopovereenkomst voor 20% te vernietigen, zodat zij voornemens is de hoofdsom met voornoemd percentage te verminderen.
4.8.
Vervolgens is van belang dat [gedaagde] bij het plaatsen van de bestelling heeft gekozen voor betaling achteraf aan Billink. Kort na het sluiten van de koopovereenkomst krijgt Billink de vordering van de webwinkel (ruim) binnen de termijn waarin [gedaagde] de gelegenheid krijgt de koopprijs te betalen overgedragen. Dit uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking. Dit betekent dat in beginsel sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, waarop Titel 2A van Boek 7 BW van toepassing is. Op zo’n kredietovereenkomst zijn ook consumentenbeschermende bepalingen van toepassing.
4.9.
In artikel 7:58 lid 2 BW zijn een aantal uitzonderingen op de toepasselijkheid van voornoemde titel opgenomen. Voor die uitzonderingen wordt minder consumentenbescherming nodig geacht. In dit geval is het de vraag of de kredietovereenkomst valt onder de uitzonderingssituatie genoemd in artikel 7:58 lid 2 onder e BW: een kredietovereenkomst waarbij het krediet binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarvoor slechts onbetekenende kosten kunnen worden aangerekend.
4.10.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 17 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:895) geoordeeld dat kredietovereenkomsten zoals de in deze zaak gesloten kredietovereenkomst in beginsel onder de hiervoor genoemde uitzondering vallen. Dit kan anders zijn als de kredietverstrekker er, teneinde een economisch voordeel te verkrijgen, vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst op anticipeert dat de consument de betalingsverplichting niet zal nakomen. Met andere woorden, in het geval de bedongen kosten (zoals de rente en buitengerechtelijke kosten) deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker.
4.11.
Door Billink zijn onder andere aanmaningskosten bedongen tot een maximum van het voor de hoofdsom geldende tarief op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de daarmee samenhangende wettelijke bepalingen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat deze kosten (geheel of gedeeltelijk) deel uitmaken van het verdienmodel van Billink, de kredietverstrekker.
4.12.
De kantonrechter zal daarom Billink in de gelegenheid stellen om, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, zich uit te laten of de bedongen kosten deel uitmaken van haar verdienmodel. De kantonrechter wijst Billink in dit kader, gelet op de aard van de gevraagde gegevens, op het in artikel 22 lid 2 en 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 22a lid 3 Rv bepaalde. Mocht Billink daarop een beroep willen doen, moet zij dit wel motiveren.
4.13.
Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat de rente en de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten deel uitmaken van het verdienmodel en de kredietovereenkomst daarom niet is uitgezonderd van het toepassingsgebied van titel 7.2A BW heeft dat consequenties. De kantonrechter zal dan ambtshalve moeten toetsen of de informatieplichten van de artikelen 7:60 en 7:61 BW zijn nageleefd en of de in artikel 4:34 Wft bedoelde kredietwaardigheidstoets is uitgevoerd. Als daar niet aan is voldaan, of als Billink er niet in slaagt aan te tonen dat daaraan is voldaan, zal de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. De kantonrechter zal Billink in de gelegenheid stellen om ook op dit punt een toelichting, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, te geven.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt Billink op te bewijzen dat de bestelling in kwestie door [gedaagde] is ontvangen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 maart 2025 om 09:00 uurvoor uitlating door Billink of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Billink geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als Billink
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
april 2025tot en met
augustus 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. M.M. van 't Nedereind, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
bepaalt dat Billink in de akte, zoals bedoeld onder 5.2., zich tevens dient uit te laten over hetgeen is overwogen onder 4.12 en 4.13;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.