ECLI:NL:RBZWB:2025:138
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank inzake dwangbevel en kostenbehandeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, behandeld. Het beroep is ingediend naar aanleiding van een dwangbevel dat op 10 januari 2024 aan de belanghebbende is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep in te behandelen, aangezien tegen een dwangbevel geen beroep openstaat bij de belastingrechter. Dit soort kwesties dient voorgelegd te worden aan de civiele rechter. De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter, omdat in sommige gevallen vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is voor een procedure bij de civiele rechter.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat, voor zover het beroep zich richt tegen de kosten van het dwangbevel, de belastingrechter wel bevoegd is, maar dat eerst bezwaar gemaakt moet worden bij de ontvanger. De rechtbank draagt de ontvanger op om het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen. De ontvanger had op 15 april 2024 toegang tot het digitale dossier waarin het beroepschrift van de belanghebbende is opgenomen. Daarom laat de rechtbank de doorzending op basis van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) achterwege.
De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om een inhoudelijk oordeel te geven over het dwangbevel en draagt de ontvanger op om het beroepschrift als bezwaarschrift tegen de kosten van het dwangbevel in behandeling te nemen. Tevens merkt de rechtbank op dat de belanghebbende geen griffierecht heeft betaald, waardoor er geen aanleiding is om griffierecht terug te geven. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.