ECLI:NL:RBZWB:2025:138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/2590
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank inzake dwangbevel en kostenbehandeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, behandeld. Het beroep is ingediend naar aanleiding van een dwangbevel dat op 10 januari 2024 aan de belanghebbende is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep in te behandelen, aangezien tegen een dwangbevel geen beroep openstaat bij de belastingrechter. Dit soort kwesties dient voorgelegd te worden aan de civiele rechter. De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter, omdat in sommige gevallen vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is voor een procedure bij de civiele rechter.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat, voor zover het beroep zich richt tegen de kosten van het dwangbevel, de belastingrechter wel bevoegd is, maar dat eerst bezwaar gemaakt moet worden bij de ontvanger. De rechtbank draagt de ontvanger op om het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen. De ontvanger had op 15 april 2024 toegang tot het digitale dossier waarin het beroepschrift van de belanghebbende is opgenomen. Daarom laat de rechtbank de doorzending op basis van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) achterwege.

De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om een inhoudelijk oordeel te geven over het dwangbevel en draagt de ontvanger op om het beroepschrift als bezwaarschrift tegen de kosten van het dwangbevel in behandeling te nemen. Tevens merkt de rechtbank op dat de belanghebbende geen griffierecht heeft betaald, waardoor er geen aanleiding is om griffierecht terug te geven. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende naar aanleiding van een aan belanghebbende opgelegd dwangbevel met datum 10 januari 2024.
1.1.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank overweegt dat tegen een dwangbevel geen beroep open staat bij de belastingrechter. Dit zijn civiele kwesties die aan de civiele rechter moeten worden voorgelegd. De rechtbank heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is, in een aantal gevallen, vertegenwoordiging door een advocaat verplicht.
2.1.
Voor zover het beroep zich richt tegen de kosten van het dwangbevel, is de belastingrechter weliswaar bevoegd, maar dient eerst bezwaar te worden gemaakt bij de ontvanger. De rechtbank draagt de ontvanger op het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen. De ontvanger heeft op 15 april 2024 toegang gekregen tot het digitale dossier met daarin het beroepschrift van belanghebbende. De rechtbank laat daarom doorzending op basis van artikel 6:15 van de Awb achterwege.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank is onbevoegd een inhoudelijk oordeel te geven in deze zaak over het dwangbevel. Verder draagt de rechtbank de ontvanger op het beroepschrift als bezwaarschrift tegen de kosten van het dwangbevel in behandeling te nemen.
3.1.
Belanghebbende heeft geen griffierecht betaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om griffierecht terug te geven.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart zich onbevoegd;
 draagt de ontvanger op het beroepschrift in behandeling te nemen als bezwaarschrift tegen de kosten van het aan belanghebbende opgelegde dwangbevel met datum 10 januari 2024.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.