ECLI:NL:RBZWB:2025:139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/896
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/896, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedroeg het griffierecht € 51,-. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verplichting tot betaling en een termijn gesteld waarbinnen dit moest gebeuren.

Belanghebbende heeft op 7 maart 2024 een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar heeft niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie van de griffier. Ondanks een aangetekende brief van 16 augustus 2024, waarin belanghebbende opnieuw werd verzocht het griffierecht te betalen, is dit niet tijdig gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht is gegeven, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van het beroep gedaan en het bestreden besluit in stand gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gesteld gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2016.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 18 januari 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. Op 7 maart 2024 heeft gemachtigde namens belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan. De griffier heeft belanghebbende gevraagd om informatie toe te sturen. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
5. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 16 augustus 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 20 augustus 2024 om 15:26 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.