ECLI:NL:RBZWB:2025:1514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/1421 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 24 augustus 2023 besloten om de uitkering van eiser te beëindigen per 25 september 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit op 21 december 2023. De rechtbank behandelde de zaak op 4 februari 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het UWV afwezig was.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op medische rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV. Eiser had beperkingen door schouderklachten, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank stelt vast dat eiser in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed krijgt.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeert dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van eiser correct is opgesteld en dat er geen aanleiding is om aan de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies te twijfelen. De rechtbank bevestigt dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 25 september 2023 terecht is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1421 ZW

uitspraak van 14 maart 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. I. Oztas,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 24 augustus 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 25 september 2023. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. Het UWV is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 25 september 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiser is werkzaam geweest als magazijnmedewerker voor 38 uur per week. Sinds
3 januari 2022 ontving eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 14 januari 2022 heeft eiser zich ziek gemeld met schouderklachten en elleboogklachten als gevolg van een fietsongeval. Het UWV heeft met ingang van 4 april 2022 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is om passende arbeid te verrichten.
Toetsingskader
5. Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
6. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1.
De [arts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiser op het spreekuur van
24 juli 2023 medisch onderzocht. De arts heeft geconcludeerd dat er sprake is van belemmeringen als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Bij eiser is er sprake van beperkingen bij de rechterschouder, wat de dominante arm is. Activiteiten boven schouderhoogte lokken de klachten uit en dienen hierdoor tijdens werkzaamheden vermeden te worden. Daarnaast worden de klachten uitgelokt bij zwaar tillen en dragen. Hierdoor wordt er een beperking aangenomen voor bovenhandse activiteiten, zwaar tillen en dragen, klimmen, duwen en trekken voor de dominante rechterarm. Voor de andere medische problematiek, de herpes zoster in het aangezicht, geeft eiser zelf aan geen belemmeringen hiervan te ondervinden in het dagelijks functioneren. Gezien er ten tijde van het spreekuur geen afwijkingen gevonden werden, worden er geen beperkingen aangenomen voor deze medische problematiek en draagt dit niet bij aan de arbeidsongeschiktheid. Omdat bovenhandse activiteiten een relevante belasting is in de maatstaf, is eiser ongeschikt te achten voor de maatstaf. Eiser volgt nog behandeling. De verwachting is dat er hierdoor verdere verbetering van de klachten zal optreden, waardoor de beperkingen op termijn komen te vervallen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 augustus 2023.
6.2.
De verzekeringsarts b&b [arts 2] heeft het dossier bestudeerd en eiser op het spreekuur van 23 november 2023 gesproken. Ten eerste merkt de verzekeringsarts b&b op dat eiser niet voldoet aan de uitsluitingscriteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Er kan niet worden gesteld dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Bij eiser is er sprake van, zoals blijkt uit de echogegevens, een peesontsteking van de supraspinatuspees van de rechterschouder. Eiser heeft met name pijn bij zijwaarts bewegen en anamnestisch bij bovenhands reiken. Vertaald naar arbeid betekent dit dan ook dat de schouder moet worden ontlast en dat hij met de rechterarm dus niet bovenhands actief kan zijn, dit in tegenstelling tot de linkerschouder. Om de spier verder te ontlasten kan hij niet teveel tillen, dragen, duwen en trekken. Aan al deze beperkingen werd echter al tegemoet gekomen. Het naar voren reiken werd in bovenstaande informatie als normaal afgegeven. Aanleiding om meer of andere beperkingen aan te geven acht de verzekeringsarts b&b niet aanwezig. Dit geldt ook voor de status na herpesinfectie. De huid is goed hersteld en alleen nog pijnlijk tijdens het erop liggen. In arbeid leidt dit niet tot aanvullende beperkingen. Ook is er geen reden om een urenbeperking te geven nu eiser beschikbaar is, er rekening houdende met beperkingen geen gevaar voor de gezondheid aanwezig is en tot slot omdat er geen aandoening speelt die gepaard gaat met energiedeficit. Conform de verzekeringsgeneeskundige Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard Duurbelasting) is er daarom geen sprake van een preventieve, beschikbaarheids- of energetische indicatie. Resumerend zijn er in de bezwaarschriftprocedure geen gegevens naar voren gekomen die het oordeel van de primaire arts doen wijzigen.
De verzekeringsarts b&b heeft geen reden gezien om de door de primaire arts opgestelde FML te wijzigen.
6.3.
Eiser heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen op het gebied van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en lichamelijk functioneren. Uit de informatie die eiser heeft gedeeld met de verzekeringsarts in combinatie met het medisch dossier, blijkt dat er meer beperkingen hadden moeten worden vastgesteld. Uit de omstandigheid dat eerdere behandelingen geen verbeteringen hebben gebracht, kan worden geconcludeerd dat eisers klachten chronisch van aard zijn. Dit staat in schril contrast met de inschatting van de verzekeringsarts b&b die slechts beperkte beperkingen heeft aangenomen in de FML ten aanzien van het werken boven schouderhoogte. Verder heeft eiser aangevoerd dat op basis van het medisch dossier wel degelijk sprake is van een noodzaak voor een urenbeperking. Eiser is niet in staat om acht uur per dag te werken. Eiser kampt met slaapproblemen vanwege de hevige pijnklachten. Het slaapprobleem leidt tot vermoeidheid gedurende dag. Deze vermoeidheid belemmert niet alleen zijn herstel, maar vermindert ook zijn arbeidscapaciteit aanzienlijk. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het UWV heeft nagelaten om aanvullende medische informatie op te vragen. Het uitblijven van herstel ondanks intensieve therapieën, evenals de langdurige aard van de klachten, zijn door het UWV onvoldoende in acht genomen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische informatie van onder meer de orthopedisch chirurg van 12 augustus 2024 en zijn huisarts van 24 augustus 2023 overgelegd.
6.4.
De verzekeringsarts b&b heeft in de beroepsprocedure nog een rapportage uitgebracht. In het rapport van 11 oktober 2024 wordt overwogen dat de beroepsgronden van eiser en de medische informatie die in beroep is ingebracht, geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. Van een ernstige aandoening kan niet worden gesproken. Beeldvormend onderzoek vermeldt de in zijn eerdere rapportage al bekende calcificatie van de supraspinatuspees. Het enige verschil is dat nu bij lichamelijk onderzoek anteflexie eerder als pijnlijk wordt afgegeven. Tot extra beperkingen leidt dit gegeven echter niet, nu de rechterschouder ten aanzien van bovenhands reiken al werd beperkt. Nog los van het gegeven dat het huidige beeld niet toeziet op de datum in geding.
Met betrekking tot de urenbeperking verwijst de verzekeringsarts b&b in de eerste plaats naar zijn eerdere rapportage. Verder overweegt de verzekeringsarts b&b dat eiser bij observatie geen pijngedrag vertoont. Eiser oogt niet vermoeid en kent een goed gevuld dagverhaal zonder recuperatiemomenten kent. Op het moment dat de arm als gevolg van de aangegeven beperkingen wordt ontlast is er geen reden om daarboven op nog een urenbeperking van toepassing te laten zijn. Met name ook omdat inactiviteit gegarandeerd tot meer klachten zal leiden. De duur van eiser behandelingen rechtvaardigt, rekening houdend met onze 24 uurs economie, evenmin een urenbeperking en staat arbeid niet in de weg.
Volgens de verzekeringsarts b&b is geen sprake van onzorgvuldigheid. Eiser werd zowel door de primaire arts als door de verzekeringsarts b&b gezien voor een spreekuur, waarbij een uitgebreide anamnese werd afgenomen. In de heroverweging werden de anamnestische gegevens, het dagverhaal, gegevens van observatie, gegevens verkregen bij lichamelijk onderzoek door de primaire arts en de gegevens van de huisarts en de behandelaar betrokken en gewogen. Eisers stelling dat er informatie had moeten worden opgevraagd wordt niet gevolgd, omdat er voldoende informatie aanwezig was. Daarmee werd volledig voldaan aan de verzekeringsgeneeskundige standaard onderzoeksmethoden.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten aan zijn rechterschouder en elleboog en de klachten na een herpesinfectie. De primaire arts heeft eiser in persoon gezien en een medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft met eiser een spreekuur gehouden. De overgelegde informatie van de huisarts en de fysiotherapeut is kenbaar door de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling betrokken. Een verzekeringsarts mag namelijk in beginsel varen op zijn eigen oordeel en de verzekeringsarts b&b heeft uitgelegd dat er geen aanleiding was om aanvullende medische informatie op te vragen, omdat de benodigde informatie beschikbaar was. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiser. Uit de door eiser overgelegde informatie van de orthopedisch chirurg van 12 augustus 2024 blijkt geen ander beeld dan uit de rapportages van de (verzekerings)artsen.
Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. Aan de subjectieve beleving van eiser, dat zijn klachten ernstiger zijn dan de (verzekerings)artsen hebben aangenomen, kan geen doorslaggevende betekenis gegeven worden. De verzekeringsarts b&b heeft in de FML toegelicht dat met de rechterarm reiken boven schouderhoogte nauwelijks mogelijk is en dat dit met zijn linkerarm kan tot de norm. Daarbij is verder aangegeven dat activiteiten waarvoor twee goed functionerende armen een voorwaarde zijn, niet mogelijk zijn. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b geen aanleiding hoeven zien om beperkingen op het gebied van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en fysieke omgevingseisen aan te nemen. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd en geobjectiveerd dat deze beperkingen noodzakelijk zijn vanwege zijn schouderklachten. Op grond van de Standaard Duurbelasting heeft de verzekeringsarts b&b evenmin aanleiding hoeven zien om een urenbeperking aan te nemen. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van een preventieve, beschikbaarheids- of energetische indicatie. Eiser heeft namelijk een goed gevuld dagverhaal zonder recuperatiemomenten. Bovendien is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat voor een urenbeperking pas aanleiding bestaat indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen van de FML niet op voldoende wijze aan de door het UWV erkende problemen van de betrokkene kan worden tegemoet gekomen. [1]
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat in de FML de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML 4 augustus 2023.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
7. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en textielproductenmaker (Sbc-code 111160).
7.1.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 6.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
8. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
8.1.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 25 september 2023.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 25 september 2023.
9.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 14 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BG9617.