ECLI:NL:RBZWB:2025:1555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/5978 VEROR
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag parkeervergunning bewoners Drie Hoefijzers Noord

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een aanvraag voor een parkeervergunning bewoners had ingediend. Eiser, woonachtig aan een adres in de parkeerzone '1313 Drie Hoefijzers Noord', had een aanvraag ingediend voor een tweede parkeervergunning, omdat zowel hij als zijn partner een voertuig bezitten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft deze aanvraag op 22 december 2023 afgewezen, omdat het adres van eiser niet was aangewezen als gebied waar vergunninghouders op straat mogen parkeren. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft op 6 februari 2025 het beroep behandeld en op 18 maart 2025 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid kon besluiten om geen gebruik te maken van de hardheidsclausule, die in bijzondere gevallen een vergunning kan verlenen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het college voldoende gemotiveerd had waarom het beleid was ingesteld en dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan de doelstellingen van het college.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5978 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. L.V. Suijkerbuijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een parkeervergunning.
2. Eiser is woonachtig aan de [adres] in [plaats]. De [adres] maakt onderdeel uit van de parkeerzone ‘1313 Drie Hoefijzers Noord’. Eiser beschikt over één parkeerplaats op een van de parkeerhoven binnen dit gebied, zijnde een parkeerplaats op eigen terrein. Omdat zowel eiser als zijn partner een voertuig bezitten, heeft eiser op 1 december 2023 bij het college een aanvraag ingediend voor een (tweede) ‘parkeervergunning bewoners’.
2.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 december 2023 (primair besluit) afgewezen. Volgens het college wordt niet voldaan aan de criteria die zijn vastgesteld in de Parkeerverordening Breda 2022, meer specifiek in artikel 5, eerste lid in combinatie met artikel 4, eerste lid onder a, b en c. Daarin staat dat personen uitsluitend in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning bewoners indien diegene woonachtig is in een door het college aangewezen gebied waar parkeren voor vergunninghouders op straat is toegestaan. De [adres], waar eiser woonachtig is, is niet aangewezen als dergelijk gebied. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag.
2.2.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft beroep op 6 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college mr. L.V. Suijkerbuijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Komt eiser in aanmerking voor een parkeervergunning?
5. Van toepassing zijn de Parkeerverordening Breda 2022 (de Parkeerverordening) en het Aanwijzingsbesluit parkeren Breda 2023 (het Aanwijzingsbesluit).
5.1.
Op grond van artikel 3 van de Parkeerverordening kan het college gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.
5.2.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, van de Parkeerverordening in samenhang gelezen, kan het college per adres maximaal één Eerste parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres binnen het betreffende vergunning-gebied is gelegen, de aanvrager eigenaar of houder is van een motorvoertuig, op welk kenteken de vergunning afgegeven wordt, én het adres van de aanvrager een woning betreft waartoe geen eigen parkeergelegenheid behoort danwel wanneer deze aanvrager niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid (POET).
5.3.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Parkeerverordening kan het college een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:
de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, b en c; én
op het adres van de aanvrager reeds een Eerste parkeervergunning bewoners is toegekend en op dit adres wordt beschikt over meer dan 1 motorvoertuig; óf
het adres van de aanvrager beschikt over een eigen parkeergelegenheid (POET) en men op dit adres beschikt over meer dan 1 motorvoertuig.
5.4.
In het Aanwijzingsbesluit heeft het college nadere regels gesteld voor het verlenen van parkeervergunningen. In artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit worden straten en weggedeelten aangewezen als gebieden waarvan de bewoners die daar woonachtig zijn een vergunning kunnen krijgen. Binnen het gebied ‘1313 Drie Hoefijzers Noord’ is alleen de [straat] ([huisnummers]) aangewezen. Voor deze adressen is maximaal één parkeervergunning per adres beschikbaar. Tussen partijen is niet in geschil dat de [adres] niet is aangewezen als straat waarvan de bewoners een vergunning kunnen krijgen. Eiser komt daarom – hetgeen hij op zichzelf genomen erkent – in beginsel niet in aanmerking voor een parkeervergunning bewoners.
Had het college toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
6. Eiser voert aan dat het college onterecht heeft besloten om geen gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid voor het verlenen van een parkeervergunning. Eiser stelt dat hem alsnog een parkeervergunning verleend zou moeten worden. De doelen van het college, te weten het beheersen van parkeerbehoefte en het stimuleren van duurzame mobiliteit, kunnen volgens eiser ook op manieren worden bereikt die zijn belangen minder schaden.
6.1.
Op grond van artikel 23, tweede lid, van de Parkeerverordening kan het college in afwijking van het bepaalde in de Parkeerverordening in bijzondere gevallen toch een vergunning verlenen. Het college heeft toegelicht dat de hardheidsclausule alleen ziet op gevallen waar geen rekening mee is gehouden bij de vaststelling van de parkeerregulering.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat aan het college bij de toepassing van de hardheidsclausule beoordelings- en beleidsruimte toekomt, waardoor de rechtbank het gebruik hiervan terughoudend dient te toetsen.
6.3.
De Parkeerverordening en het Aanwijzingsbesluit zijn erop gericht het autogebruik in de stad te reguleren. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen (hardheid) kan in afwijking van de Parkeerverordening een parkeervergunning worden verleend. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist. Een beroep op de hardheidsclausule kan om die reden slechts bij uitzondering slagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Hoewel eisers stelt dat één parkeerplaats eiser en zijn partner in een lastig pakket brengt, heeft het college in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om met gebruik van de hardheidsclausule alsnog een vergunning te verlenen. De situatie van eiser onderscheidt zich niet in bijzondere mate van de situatie van andere personen die in Drie Hoefijzers Noord wonen en een extra auto nodig hebben. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat al bij de ontwikkeling van Drie Hoefijzers Noord bekend was dat in één parkeerplaats per woning, in het geval van eiser op een van de parkeerhoven, zou worden voorzien. Eiser was hiervan op de hoogte. Daarnaast was eiser ermee bekend dat voor een tweede auto geen ruimte zou zijn en dat vergunningen niet zouden worden verstrekt.
Is het besluit van het college in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
7. Daarnaast voert eiser aan dat het gevoerde parkeerbeleid resulteert in onevenredige gevolgen voor hem en zijn partner. Eiser en zijn partner beschikken over twee auto’s, terwijl er maar in één parkeerplaats is voorzien, die op eigen terrein ligt. Volgens eiser zijn beide auto’s noodzakelijk om inkomen te kunnen genereren.
7.1.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Dit is het evenredigheidsbeginsel.
7.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft een beoordelingskader voor toetsing van besluiten aan het evenredigheidsbeginsel. [1] Bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel dient onderscheid gemaakt te worden tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het overheidsbesluit.
7.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser de inhoud van de Parkeerverordening niet betwist. Eiser kan zich niet vinden in de aanwijzing van straten en weggedeelten waarvan de bewoners een parkeervergunning bewoners aan kunnen vragen. Het college heeft met het Aanwijzingsbesluit invulling gegeven aan artikel 3 van de Parkeerverordening en de daaruit voortvloeiende beoordelingsruimte om gebieden aan te wijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders [2] . Het college heeft over zijn parkeerbeleid in diverse stukken en ter zitting toegelicht dat het uitgangspunt van het Aanwijzingsbesluit is, in ieder geval voor zover dit besluit ziet op de zone Drie Hoefijzers Noord, dat meer wordt ingezet op de kwaliteit van de openbare ruimte. Daarbij is gekozen om minder ruimte te reserveren voor parkeren. Volgens eiser zijn er voldoende parkeerplaatsen en zijn er mogelijkheden om meer parkeerplaatsen te realiseren. Het college mag, gelet op zijn beoordelingsruimte, bepalen dat niet alle openbare ruimte beschikbaar wordt gesteld om voertuigen te stallen. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom er voor is gekozen om alleen aan enkele bewoners van de [straat], genoemd in artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit, een parkeervergunning op straat te verlenen. Het college heeft daarbij rekening gehouden met de lage parkeernorm die geldt voor Drie Hoefijzers Noord. De lage parkeernorm is gebaseerd op de specifieke ligging van Drie Hoefijzers Noord nabij de binnenstad, het treinstation en het busstation. De keuze van het college is, gelet op het belang van het reguleren van de parkeerdruk in het betreffende woongebied, geschikt en noodzakelijk. Het college heeft het belang van het reguleren van de parkeerdruk in het gebied zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser bij het verkrijgen van een parkeervergunning. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag voor een parkeervergunning terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier op 18 maart 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Parkeerverordening
Artikel 3 Aanwijzen vergunning-gebieden, tijdstippen
Het college kan gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.
Het college kan individuele straten en gedeelten van het Stadshart aanwijzen, waarvan de bewoners onder nader te noemen voorwaarden een vergunning kunnen verkrijgen in hiertoe aangewezen vergunning-gebieden, zoals genoemd in lid 1.
Het college kan een of meer parkeerterreinen aanwijzen die mede bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en kort parkeren (parkeerapparatuurplaatsen) als bedoeld in artikel 10.
Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.
Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van bewoners op straat is toegestaan.
Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van bewoners in garages is toegestaan.
Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarbinnen de mantelzorgvergunningen en de bezoekersregeling gebruikt kunnen worden.
Het college duidt de als belanghebbendenplaats aangewezen gebieden uit het eerste lid aan met bord E9, met het opschrift zone, uit bijlage I van het RVV 1990;
Artikel 4, eerste lid
Het college kan per (BAG-)adres maximaal één Eerste parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:
de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres binnen het betreffende vergunning-gebied is gelegen; of
de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres in het gedeelte Stadshart is gelegen dat conform artikel 3, tweede lid, hiertoe door het college is aangewezen; én
de aanvrager eigenaar of houder is van een motorvoertuig, op welk kenteken de vergunning afgegeven wordt, of eigenaar of houder is van een brommobiel; én
het adres van de aanvrager een woning betreft waartoe geen eigen parkeergelegenheid behoort danwel wanneer deze aanvrager niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid (POET).
Artikel 5, eerste lid
Het college kan een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:
de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a,b en c; én
op het adres van de aanvrager reeds een Eerste parkeervergunning bewoners is toegekend en op dit adres wordt beschikt over meer dan 1 motorvoertuig; óf
het adres van de aanvrager beschikt over een eigen parkeergelegenheid (POET) en men op dit adres beschikt over meer dan 1 motorvoertuig.
Aanwijzingsbesluit parkeren Breda 2023
Artikel 1 Rechthebbenden parkeervergunningen bewoners
De volgende straten en weggedeelten worden aangewezen als gebieden waarvan de bewoners die daar woonachtig zijn, op grond van artikel 4, 5, 8 en 12 van de Parkeerverordening Breda 2022 (hierna: Verordening) en op grond van artikel 3, tweede lid, van de Verordening onder voorwaarden een vergunning kunnen krijgen.
(…)
1313 Drie Hoefijzers Noord
Let op! Onderstaande adressen in dit gebied komen in aanmerking voor maximaal 1 parkeervergunning per adres op grond van Art. 5 lid 5 van de Parkeerverordening 2022.
[straat] ([huisnummers] oneven)
(…)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
2.Volgens artikel 3, eerste lid, van de Parkeerverordening.