ECLI:NL:RBZWB:2025:1572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
02-108872-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen tot kinderporno

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verwerven, in bezit hebben en zich toegang verschaffen tot kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 januari 2017 tot en met 12 januari 2023 meermalen kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven en in bezit heeft gehad. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 maart 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken die aan het dossier waren toegevoegd.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis, en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van herhaling van strafbare feiten. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van kinderen en de ernst van de feiten, waarbij het gedrag van de verdachte als doelbewust werd gekwalificeerd. De uitspraak bevatte ook bijzondere voorwaarden voor de verdachte, waaronder meldplicht bij de reclassering en het vermijden van kinderpornografisch materiaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-108872-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. A.M. van Wingerden, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten handelingen gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de ten laste gelegde periode ingekort moet worden, zodat deze loopt van 10 januari 2017 tot en met 31 juli 2022. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer met kinderporno bezig is geweest nadat zijn Google-account werd geblokkeerd in de zomer van 2022. Uit onderzoek van de gegevensdragers van verdachte blijkt dat hij de op de interne harde schijven aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen heeft verwijderd. Omdat uit het dossier niet blijkt wanneer verdachte dat heeft gedaan, kan de rechtbank niet bewezen verklaren dat verdachte gedurende de periode 1 augustus 2022 tot en met
12 januari 2023 nog kinderpornografisch beeldmateriaal heeft verworven, in bezit heeft gehad of zich daartoe toegang heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat verdachte bij de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd over de hem ten laste gelegde handelingen. Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd. Gelet op combinatie van de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en de overige tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat verdachte na 31 juli 2022 nog kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven, in bezit heeft gehad dan wel zich de toegang tot zulke afbeeldingen heeft verschaft. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij gestopt is met het downloaden en bekijken van kinderpornografische afbeeldingen nadat zijn Google-account ( [e-mailadres] ) geblokkeerd werd. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij afbeeldingen van internet downloadde naar zijn desktopcomputer. Die afbeeldingen uploadde hij daarna meestal binnen een dag naar zijn Google Photos-infrastructuur. Tot slot verwijderde hij de afbeeldingen van zijn desktopcomputer. De rechtbank stelt vast dat de politie de desktop van verdachte in beslag genomen heeft op 12 januari 2023.
Hoewel uit het digitale onderzoek inderdaad blijkt dat verdachte afbeeldingen van de interne harde schijven van zijn desktopcomputer heeft verwijderd, kan niet vastgesteld worden wanneer verdachte deze bestanden precies heeft verwijderd. De rechtbank kan dus uitsluitend vaststellen dat de afbeeldingen op enig moment in de ten laste gelegde periode zijn verwijderd. De politie heeft echter ook vastgesteld dat van 75% van de aangetroffen afbeeldingen nog thumbnails toegankelijk waren voor verdachte op het moment dat de gegevensdragers in beslag genomen werden. Hiermee heeft verdachte die afbeeldingen nog steeds in bezit gehad tot het moment van het beslag. Dit betekent dat de rechtbank het verweer van de verdediging verwerpt en de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 10 januari 2017 tot en met 12 januari 2023 te Sprang-Capelle en/of Tilburg meermalen, telkens
- afbeeldingen, en
- gegevensdragers, bevattende afbeeldingen,
te weten foto’s en/of video’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
heeft verworven, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met een voorwerp,
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een onnatuurlijke houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films en/of door het camerastandpunt nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen, borsten en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een overschrijding van de redelijke termijn van twee maanden. Zij vraagt te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op te leggen, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren op te leggen, waarvan 120 uren voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven van, in bezit hebben van en het zich toegang verschaffen tot kinderporno. Het aantal aangetroffen afbeeldingen op de gegevensdragers van verdachte is weliswaar laag, maar uit de NCMEC-meldingen en de verklaring van verdachte blijkt dat het in totaal om grote hoeveelheden ging. Het gaat daarnaast om een lange periode van zes jaren.
Bij de vervaardiging van kinderporno worden kinderen seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet daarom mede verantwoordelijk worden gehouden voor dat seksueel misbruik van kinderen, omdat hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno. De rechtbank neemt dit verdachte dan ook kwalijk.
De rechtbank slaat acht op het advies dat Reclassering Nederland van 17 februari 2025. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en dat verdachte zich al sinds zijn jeugd aangetrokken voelt tot kinderporno. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bevestigd: zijn interesse in meisjes van 12 tot 15 jaar ontstond toen hij zelf die leeftijd had. Deze interesse is hetzelfde gebleven, ook al werd hij zelf ouder. Verdachte heeft te kennen gegeven dat zijn drang om actief bezig te zijn met kinderporno groter wordt als hij gevoelens van leegte of verveling ervaart en als hij door een moeilijke periode gaat. Naar aanleiding van het bezoek van de politie op 12 januari 2023 heeft verdachte hulp gezocht via ‘Stop it Now!’. Daarnaast heeft hij op eigen initiatief gedurende anderhalf jaar psychologische hulp gehad. Inmiddels is verdachte gestart met een ambulante behandeling via [stichting] . Ondanks de behandeling en hulp die verdachte heeft (gehad), acht zijn voormalig psychologe de kans op herhaling groot. De reclassering deelt die inschatting en adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank houdt in de strafoplegging ook rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uitgangspunt voor het bewezen verklaarde feit is een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 240 uren. In het geval van verdachte houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de lange duur en het structurele karakter van het bewezen handelen. Verder is het gedrag van verdachte doelbewust. Hij ging gedurende een lange periode op internetfora specifiek op zoek naar pornografische afbeeldingen van meisjes van 12 tot 15 jaar oud en downloadde grote hoeveelheden afbeeldingen. Uit het reclasseringsadvies en de verklaring van verdachte ter zitting begrijpt de rechtbank dat het bezig zijn met kinderporno voor verdachte een coping mechanisme is voor de momenten dat hij zich verveelt of leegte ervaart en periodes waarin het minder goed met hem gaat. Strafverminderend weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn gedrag niet bagatelliseert. Hoewel hij zich voor zijn gedrag schaamt en weet dat het fout is, erkent hij dat gedrag en komt hij er eerlijk voor uit. Bovendien heeft verdachte bereidheid getoond om aan zichzelf te werken en op eigen initiatief hulp gezocht. Tot slot heeft verdachte al nadelige gevolgen van zijn handelen ondervonden doordat hij zijn vaste aanstelling bij zijn voormalig werkgever kwijtgeraakt is vanwege de verdenking. Dat verdachte hier open over was, heeft tegen hem gewerkt. Dat geldt ook voor een volgend dienstverband bij een opvolgende werkgever. Ook dat werd niet voortgezet naar aanleiding van de verdenking. Inmiddels heeft verdachte sinds een jaar een andere baan en lijkt hij zijn leven verder op orde te hebben.
De rechtbank stelt vast dat van een overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is, gelet op de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad. Waar de verdediging als aanvangsdatum van de redelijke termijn het bezoek van de politie van 12 januari 2023 aanhoudt, gaat de rechtbank uit van de datum van verhoor bij de politie op 13 juli 2023. Aan dat moment kon verdachte immers in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. [1]
Het taakstrafverbod is van toepassing, daarom moet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgen. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter beperken tot één dag. Zij legt deze dag wel bewust op en zal niet meegaan in het verzoek van de verdediging om het taakstrafverbod te negeren. De rechtbank beoogt te bereiken dat verdachte door deze dag zal beseffen wat hij op het spel zet als hij in de toekomst toegeeft aan zijn drang om met kinderporno bezig te willen zijn.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen opleggen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Het voorwaardelijke strafdeel is bedoeld om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt een proeftijd van drie jaren aan het voorwaardelijk strafdeel. Omdat uit het reclasseringsadvies volgt dat het herhalingsgevaar als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat, ook na behandeling en begeleiding die verdachte heeft gehad, is een langere proeftijd passend. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank ook de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Deze voorwaarden zijn hierna opgenomen in de beslissing. De rechtbank acht hiernaast een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een afbeelding/gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 48 uur telefonisch meldt bij Reclassering Nederland op telefoonnummer 088-8041504. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zijn begeleiding door [stichting] of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering, continueert. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden
verkregen
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen.
Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd.
Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en
mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 maart 2025.
Mr. Paijmans is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1013