In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 28 november 2023 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd voor het jaar 2021, ter hoogte van € 1.509, met een belastingrente van € 108. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 20 februari 2025, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, werd het beroep behandeld. De rechtbank concludeert dat de aanslag Zvw terecht is opgelegd, aangezien belanghebbende als ingezetene in Nederland verzekerd is voor de langdurige zorg en derhalve ook bijdrageplichtig is voor de Zvw. De rechtbank oordeelt dat de aanslag is berekend op basis van de juiste hoogte van het bijdrage-inkomen, dat bestaat uit de Duitse pensioenuitkeringen van belanghebbende. De rechtbank wijst ook het argument van belanghebbende af dat de aanslag te laat is opgelegd, aangezien deze binnen de wettelijke termijn is gedaan. De belastingrente wordt eveneens als rechtmatig beoordeeld. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag en de beschikking belastingrente in stand blijven.